Voor zoover het betoog van H. echter de strekking heeft om eenen Leider van oefeningen ruim van personeel en materieel te voorzien zal ieder er zeker gaarne mede accoord gaan. Een ruim aantal hulpleiders en een eigen telefoonnet moeten voor de leiding, en voor het nut van de oefening, van het grootste belang worden geacht. Thans moge nog het een en ander worden gezegd over de oefenstof en de wijze van oefenen. We zullen ons hierbij beper king moeten opleggen, want deze aangelegenheid zou bij volledige uitwerking buiten den opzet van dit opstel vallen. Zij zou meer den stof te over geven voor een afzonderlijk artikel. De oefenstof dan moet worden geput uit de reglementen, uit de gevechtsvoorschriften en uit het A. T. V. Verder voor de groote oefeningen tevens uit de algemeene tactiek. De eigenlijke exercities en de opleiding van den enkelen man hier uiteraard buiten beschouwing latend, wordt er over drie soorten oefeningen beschikt om de oefenstof te verwerken, en wel le. De oefeningen, bedoeld in V. O. I. punt 12 (b) en V. O.C. punt 32 (3), waarbij de commandanten als onderwijzers van hunne afdeelingen optreden en die gewoonlijk worden aange duid met den naam van onderwijsoefeningen. R. I. pt. 185. 2e. De oefeningen, bedoeld in V. O. I. punt 12 (c) en A. V. O. punten 10 t/m 13, waarbij de afdeelingen, staande onder het commando van hare eigen commandanten, worden geoe fend door den naast hoogeren chef. Gemakshalve meestal aangeduid met den naam van A. V. O.-oefeningen. 3e. De O. I. A. T. waarvan het doel is omschreven in A. V. O. punt 22 (2) en (3). Deze laatstgenoemde oefeningen vallen buiten het kader van dit opstel en vragen d. z. ook overigens geen bespreking. Ad. 1. De z. g. onderwijsoefeningen moeten van het hoogste belang worden geacht, daar zij bij uitstek dienen om eenen commandant in de gelegenheid te stellen zijne afdeeling datgene bij te brengen wat men de „techniek" zou kunnen noemen, verder om hem gelegenheid te geven zich te bekwamen in de bevelstechniek binnen zijne afdeeling, zoodat hij en zijne onder aanvoerders elkaar goed begrijpen en ten slotte om van zich zelf met hunne afdeeling een werkelijke eenheid te maken. In het kort zijn deze oefeningen dus het middel bij uitnemend heid om een afdeeling tot een volkomen deugdelijk instrument te vormen. Zie ook R. I. pt. 183 (1) a. Wanneer de sectiecommandanten al de onder deze oefeningen vallende leerstof goed aan zich zelf en aan hunne secties hebben bijgebracht en de secties dus deugdelijke instrumenten zijn ge worden, zal het voor den compagniescommandant gemakkelijk 223

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 51