In den laatsten wereldoorlog bedroegen de verliezen: Bij het Engelsche leger 70 Amerikaansche 28 Oostenrijksche 160 Duitsche 70 Uit deze geweldige verliescijfers blijkt voldoende dat men beschikte ove? een groote reserve en dat aanvulling door nieuwen aankoop mogelijk was, zij het dan ook tegen fabelachtige prijzen. In ons koloniaal leger zijn de omstandigheden veel ongunstigei dan in Europa. Klimaat, tropische ziekten, zeer zwaar terrein, geringe reserve aan afgerichte paarden, een niet aanwezige reserve aan particuliere gebruikspaarden, buitenlandsche aankoop enz. Van zeer groot belang is voorts de volgende omstandigheid. De onvoldoende individueele bescherming van het paard tegen strijdgassen in den laatsten oorlog vond een belangrijke compen satie in de zoogenaamde collectieve bescherming, d. w. z. dat in Europa de mogelijkheid bestond om de paardenstallen gasdicht af te sluiten en het paard daarin geen nadeel ondervond. Voor deze collectieve bescherming zal in Indië met zijn open stallen en het veelvuldig verblijf in de open lucht geen gelegenheid zijn en zal dus de volle aandacht moeten geschonken worden aan de individueele bescherming. Het zou niet billijk zijn wanneer de gunstige factoren niet genoemd werden. Ten eerste dient genoemd te worden, dat het paard nagenoeg ongevoelig is voor de thans bekende traangassen. De mogelijkheid is echter niet uitgesloten, dat in de toekomst gassen worden samengesteld waarvoor het paardenoog wel gevoelig is. Een tweede gunstige factor is dat door de hoogte van het paard de ademhalings-organen spoediger vrij komen van de gassen, die naar den bodem zakken. In de derde plaats speelt het groote lichaamsgewicht een belangrijke rol bij het kwantum gifgas, dat noodig is om nadeelige gevolgen te veroorzaken. Uit een en ander volgt, dat het een plicht is, om het verlies aan legerpaarden zooveel mogelijk te beperken en is het dan ook nood zakelijk, dat men den nieuwen verliesfactor door doelmatige afweer middelen tot een minimum beperkt houdt. Het zal U bekend zijn, dat het paard door de neusopeningen de lucht naar de longen toe- en afvoert. De mensch daarentegen kan de lucht daar den neus aanvoeren en door den mond afvoeren en omgekeerd. Ook kan hij door den mond alleen, dan wel door den neus alleen de lucht aan- en af voeren. De mensch beschikt dus over drie methoden meer om de longen te doen functioneeren. Aangezien ik straks het meest primitieve gasmasker wil bespre ken, moet ik nu reeds de aandacht vestigen op den gewonen mond- 231

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 59