Deze beenige holte wordt verticaal door het neusmiddenschot in een linker- en een rechterhelft verdeeld. In elke helft zijn aanwezig twee in de lengterichting verloopende schelpen. Deze schelpen zijn dunne opgerolde beenplaten, die aan den beenigen zijwand vastzitten en wel zoodanig dat de lucht in zijn o-eheel dien cirkelvornrigen gang kan volgen. Deze neusschelpen verdeelen elke neushelft in drie afdeelingen n. 1. een bovenste, mid delste en onderste neusgang. De bovenste neusgang is als reukgang bestemd. De onderste neusgang, die de grootste is, is de speciale ademhalingsgang. Deze ingewikkelde inrichting dient eivooi om de binnentredende lucht te doen circuleeren in genoemde schelpen waardoor een zuivering en een vóórwarming van de lucht mogelijk wordt. De op te nemen lucht komt dus door de neusgaten onmid dellijk in een groote ruimte om vervolgens door een buis de longen te bereiken. Het natuurlijke systeem is dus als volgt: Van de anatomische buitenopeningen komt de lucht direkt in een anatomisch gevormd filter, wordt daar physiologisch gesproken gezuiverd en stroomt door de anatomische buis naar de longen. Aan dit physiologisch filter onderscheidt men dus een instroomings opening en een uitstroomingsopening en nu moet er een bepaalde verhouding bestaan tusschen genoemde openingen, wil de lucht op zijn weg geen stagnatie ondervinden m. a. w. moet dus het cirkel oppervlak van de luchtbuis even groot of grooter zijn als de geza menlijke oppervlakten der beide cirkelvormige neusgaten. Als men de diameter van een neusgat voorstelt door een kleme d en de diameter van de luchtbuis door groote D dan moet 2 X-^- gelijkzijn aan wilde lucht ongehinderd in de longen komen en uit deze formule blijkt dat 2 X d2 D2 of d wortel 2 D dus d X 1)415 D en deze anatomische verhouding nu, is in wer kelijkheid aanwezig, er is dus op gerekend dat in dit opzicht geen belemmering in den weg staat. Ik heb deze kwestie eenigermate nauwkeurig behandeld om daar mede duidelijk te kunnen maken dat een gasmasker in zijn tech nische uitvoering niets anders is, althans moet zijn, als een imitatie van de anatomische en physiologische werkelijkheid. Immers de instroomingsopening bij een gasmasker stelt niets an ders voor dan de som der neusopeningen. Het technische filter met zijn vullling als chemische zuiveraar, stelt niets anders voor dan de anatomische neusholte die immers door twee schelpen waren opgevuld en door het slijmvlies een physiologisch filter vormt. De uitstroomingsopening met slang van het masker, stelt niets anders voor als het strottenhoofd met luchtbuis. Bij het gebruik van een gasmasker doen wij dus niets anders dan een technisch chemisch apparaat plaatsen, vóór het bestaande anatomisch physiologisch

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 63