371 grippen. „Voor den inhoud van het A.V. K. moest vooropstaan dat het Bonds- Ieger slechts beschikt over een zeer beperkte troepencav. welker opdrachten en gebruik van die eener legercav. belangrijk afwijken". „Terwijl aan de leger- cav. de verkenning en ook de doorvoering van zelfstandige en verschillende gevechtsopdrachten is opgedragen, is de brigade-cav. (1 esk. per brig.) vóór alles bestemd voor de verkenning en de beveiliging in nauwe verbinding met de brig.;, een tijdelijk inzetten door het gevecht te voet in aansluiting met de strijdende inf. is door de moeilijke vervanging van het wapen en zijn geringe gevechtskracht slechts in uiterst zeldzame gevallen gerechtvaardigd". De inhoud van het voorschrift en de samenstelling van het esk., dat thans ook 1 sectie mitr., een teglegraaf-patr. en een pioniergroep heeft, worden kort besproken. Mil. Wochenblatt, No. 22. December 1928. „Das neue französische Infanterie-Reglement"Gen. b. d. von Taysen geeft een beschouwing over het 1ste deel en concludeert.„In de Fransche litera tuur werd in het bijzonder op het vorige reglement aangemerkt dat het aan het „vuur" te groot, aan de bewegingte gering gewicht hechtte. We zien nu dat de samenstellers van het nieuwe voorschrift de beteekenis van het „vuur" op grond van de verbeterde inf. wapens nog eens onderstreept hebben en zelfs over het „manoeuvreeren" der kleinste eenheden ironisch spreken. Velen zullen daarin zien een gebrek aan offensieven geest en een zekere schuwheid tegen verliezen, hoewel het nieuwe voorschrift de aan de inf. gegeven bevoegdheid, slechts bij te verwachten „geringe" verliezen er op los te slaan, heeft laten vervallen. Zeker, dat de Fr. legerleiding daardoor verliezen vermijden wil, dat de inf. met haar nieuw wapen aan den vijand zelf de grootst mogelijke verliezen wil toebrengen, is duidelijk. Daaruit spreekt het gebrek aan menschen e:i de waarschijnlijk, bij vroeger vergeleken, vermin derde samenhang in de toekomstige (reservisten) divisies. Daarom moeten dan ook van de 12 man van de groep slechts 4 met den 1. mitr. vóór zijn, de overige 8 echter „in 't algemeen achter blijven" en slechts in bepaalde gevallen ingrijpen". Mil. Wochenblatt No. 27, Januari 1928. Entwurf eitier neuen russischen Felddienstordnung"Een (voortgezette) bespreking van het ontwerp veldd. voorschrift, waarin we o.a. aantreffen dat de verdediging wordt toegepast: 1. voor hel vrijmaken van krachten, die dan worden ingezet in de richting waar de beslissing wordt gezocht; 2. voor tijdwinst; 3. voor het vasthouden van een terreinstrook en 4. ten einde den tegenstander te verzwakken, en wel ten behoeve van een onmiddellijk daarop volgenden aanval. In de verdediging is het Div. front normaal 8 k. m.; in bijzondere omstan digheden is het grooter. Het gebruik der art. is in het 1ste geval als regel gecentraliseerd, in het 2de geval gedecentraliseerd in het 2de geval zijn alleen de daarvoor in aanmerking komende terreinstrooken bezet en worden de tusschenruimten verdedigd door samenhangende beveiliging, verkenning, art. vuur en het inzetten van stootgroepen. Het geheele terrein vóór de strook waarin de verdediging gevoerd wordt, moet onder flankeerend kruisvuur liggen, de verdeeling der vuurkrachten in de diepte moet het onder vuur houden van deze strook zelf, waarborgen. Mil. wissensch. und techn. Mitt. Jan. Feb. nummer 1929. Gen. Maj. Biittner bespreekt in Gedanken zur neuen Schieszvorschrift der Infanterie" de invoering van het genoemde voorschrift. We halen eruit aan: „Bij het samenstellen van het nieuwe schietvoorschrift kon slechts één oplossing in aanmerking komen De eischen, die het moderne gevecht aan het inf. vuur stelt, recht laten wedervaren, daarbij echter ook de bijzondere omstandigheden van het Bondsleger in aanmerking nemende". Eenheid van opvartting omtrent het vuur als strijdmiddel en het zoo goed mogelijk schiettechnisch gebruik van de naar aard en aantal beperkte inf. wapens „moest de leidende gedachte van het schietvoorschrift zijn". Schr. geeft de opvatting weer van het inf. vuur vóór den wereldoorlog en stelt daartegenover de oorlogservaringen en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 103