374 Ingevoerd wordt een inrichting vóór op de karabijn voor het verschieten van geweergranaten. Met deze inrichting (Tromboncino) worden alle schutters uitgerust. De geweergranaat is overigens hetzelfde als de handgranaat, met max. schootsverheid 200 M. De manschappen der Inf. cie. (behalve die van de mitr. groepen) hebben elk 12 geweergranaten. Het voorschrift geeft aan dat de inf. zonder te vuren zich tot op zooda- nigen afstand van den vijand moet vooruitwerken, dat van de geweergrana ten kan worden gebruik gemaaktdat is dus tot op 200 M. Het geweer (karabijn) vuur tijdens den aanval moet uitzondering zijn. Tijdens den aanval heeft de sectie een breedte- en diepteopstelling van 200 M., welke minder wordt als de afstand tot den vij. kleiner wordt. In de verdediging is de front breedte 300 M. waarin door de sectie 2 weerstandsnesten gemaakt worden, elk voor 1 1. mitr. en 1 inf. groep, de laatste hoofdzakelijk voor den tegen aanval. De resteerende groep is reserve. Mavors, No. 2. Februari 1929. Wat moet de Infanterie-officier weten van de artillerie ter bereiking van een goede samenwerking tusschen infanterie en artillerie Maj. Gen. Staf. W. F. Sillevis levert beschouwingen over I. de kracht en het vermogen en ook de zwakheid der artillerie, en II. de bevelsbevoegdheid over de onder de bevelen dan wel ter beschikking gestelde artillerie. Het artikel geldt uiteraard voor Hollandsche toestanden en de Holl. div.- art. (7 Veld, 12 houw. en 8 staal, welke laatste uit de legerart. ter besch. van den D. C. kan worden gesteld). Toch bevelen we het aan alle inf. offi cieren ter lezing aan om de algemeene beginselen die er in vermeld staan en die ook voor ons gelden. Mil. Wochenblatt No. 28, Januari 1929. „Aufklarungsabteilungen". Kolonel Brandt geeft beschouwingen over de sterkte van uit te zenden ver- kenningsafdeelingen en zegt: „Zoolang nog geen voeling met den vijand is verkregen zijn patrouilles alleen niet in staat de vereischte ophelderingen te verschaffen; daarvoor zijn sterkere afdeelingen noodig die in een bepaalde strook de verkenning doorvoeren. Het voornaamste voordeel daarvan is, dat er een aanvoerder is, verantwoordelijk voor de verkenning in zijn strook, die de patrouillediensten in zijn strook leidt en die aan de wisselende toestanden dien patrouillegang kan aanpassen. Dit systeem van verkennen heeft zijn deugdelijkheid in den oorlog bewezen". Verder wordt behandeld de breedte van de aan verschillende afdeelingen toe te wijzen strooken in verband met de sterkte der afdeelingen. Deze sterkte wordt bepaald door 3factoren: I. de belangrijkheid van de richting waarin verkend wordt; 2. het terrein en het wegennet; 3. de waarschijnlijk te verwachten vijandelijke tegenactie. Verder behandelt schr. de verkenning door een afd. van 2 eskadrons met inf. op auto's, de verkenning door grootere cav. afdeelingen en de verkenning dooi de div. cav. waarbij tevens de bevelsverhoudingen besproken worden. Infantry-Journal, December 1928. „Some Infantry phases of stream crossings". Kapt. Mackelfresh stelt zich ten doel in 't kort eenige maatregelen in beschouwing te nemen die de inf. moet nemen bij het overtrekken van rivieren, daarbij slechts incidenteel technische zaken te vermelden die door de genie worden uitgevoerd. „Het voornaamste beginsel in acht te nemen bij het overtrekken van rivieren is, dat tactische overwegingen domineeren, maar zooals bij alle algemeenheden het geval is, moet ook deze onderworpen worden aan naderen uitleg". „De voornaamste functie van de genie gedurende het oprukken is te helpen de voorwaartsche beweging van de inf. in gang te houden, en een ondoorwaadbare rivier is alleen een bijzondere eigenaardigheid van het terrein, waarover een weg moet worden gelegd". Schr. geeft o. a. voorbeelden uit de Amerik. krijgsgeschiedenis die eenige tactische vraagstukken voor de inf. illustreeren. Bulletin Beige des Sciences militaires, No. 1 Januari 1929. Avant-postes réduits". Kolonel B.E.M. de Haene geeft uitgebreide beschouwingen overeen nieuw begrip dat in de tactische reglementen diein 1928 in België verschenen, is

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 106