tien vijand uit zijn laatste loopgraven verdrijven. Het laatste schot viel om 3 u. n.; 10 min. later bereikte het convooi. Tifarouine, waarvan de bezetting geen druppel water meer had. Aan een ver volging buiten het gevechtsveld waagde men zich niet, een poover resultaat van een zesvoudige overmacht, ruim bedeeld met snel- vuurgeschut, vliegtuigen, tanks en mitrailleurs. De eerste Spaan- sche verlieslijsten meldden een totaal van 339 dooden en gewonden. Het ontzet van Tifarouine werd in Spanje verschillend beoor deeld; in regeeringsgezinde bladen heette het een gedenkwaardige kastijding den Rifanen toegebracht, de conservatieve El Debato publiceerde evenwel een interview van generaal Marzo, den op volger van Echague te Melilla en deze liet zich, als volgt, uit: „Wat men te Melilla het succes van Tifarouine noemt, wordt in Spanje niet in dat glorieuse licht gezien; het is daar herleid tot de droevige werkelijkheid van onze verliezen. Ik ben noch aanhanger, noch tegenstander van groote operaties. Ik houd mij aan de realiteit. Onze economische toestand staat ons niet toe groote plannen te maken, De openbare meening is vermoeid en een weinig vertroebeld door propaganda van zekere zijde. Wij kun nen niet denken aan het zenden van nieuwe bataljons, integen deel Het is noodzakelijk een 'goedkoop plan op te maken, dat aan de natie nieuwe uitgaven en bloed bespaart". De generaal Marzo zinspeelt hierin op de muiterij van Malaga. Onder de troepen, die naar aanleiding van de affaire van Tifa rouine voor aanvulling naar Marokko waren aangewezen, heerschte bij aankomst ter inschepingsplaats Malaga een slechte geest. De officieren hadden gedurende het vervoer per spoor alle moeite gehad zich te doen gehoorzamen. Den 22sten Augustus 1923, be gonnen de soldaten van het regiment van Garellano hoonende kre ten te slaken, toen de regimentsmuziek op de kade van inscheping de Marcia Real begon te spelen; eenmaal aan boord vermeer derde het tumult en wilde men de separatistische Baskische vlag hijschen. Van de kade hoorde men eenige schoten, toen de boot vertrok. Den volgenden dag kwamen de soldaten, die in den namiddag moesten worden ingescheept, in verzet, en braken gewapend uit hun kantonnementen, na hun officieren mishandeld en een ser geant, die zijn revolver trok, gedood te hebben. Zij verspreidden zich door de straten van Malaga, omstuwd door vrouwen van het volk, die hun toeriepen „Vertrek niet; men leidt jelui ter slachtbank!'' Artilleristen, die drie bergstukken uitbrachten, moesten onder een hagelbui van kogels vluchten. Het tumult, de geweer schoten en incidenten tusschen oproerige soldaten en officieren bleven aanhouden, totdat patrouilles van de guardia civil, van de douaniers en van het regiment van Bourbon uitrukten. Het oproer bedaarde even snel, als het was uitgebarsten. De patrouilles arresteerden en ontwapenden zonder moeite de sol- 283

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 15