daten en geleidden hen naar de kaden, 's Nachts om 1 uur
waren 717 man op de Barcelo ingescheept en den volgenden dag
vertrok de Lazaro met nog eens 515 man naar Melilla. 74 ble
ven in de militaire gevangenis te Malaga achter en een dertigtal
vermisten meldden zich na eenige dagen. De eerste indruk was
die van een complot. Het gemak, waarmee het oproer was onder
drukt, wees op een spontane beweging. De pers pleitte algemeen
verzachtende omstandigheden voor de muiters.
„Ongetwijfeld schreef La Voz hebben zij een ernstige fout be
gaan. Maar men houde er rekening mede, dat sedert 1909 duizend
maal vervloekt zij dat jaar er geen Spaansch gezin is, waar de
moeders niet weenen en de naam Marokko niet met angst en
haat wordt uitgesproken. Veertien jaar offeren wij vruchteloos
onze jeugd, de hoop des vaderlands op die ongastvrije velden.
En nog weet heden niemand, waarom Spanje al die jaren zijn
bloed en goud in Afrika spilt, want de uitleggingen, die men
ons geeft, zijn verbijsterend duister en verward En daar
niemand het weet, is de eindelooze oorlog impopulair".
Onder die omstandigheden konden de straffen niet zwaar zijn.
De korporaal Sanchez Barcoso, ter dood veroordeeld, kreeg op
algemeen verzoek gratie en op het titelblad van het A. B. C.
(33) ziet men hem, met een scapulier omhangen, tusschen een
groep officieren met zijn armen om den voorzitter van den
Krijgsraad, den majoor Mena, en om zijn verdediger, den kapitein
Tapia, in triomf rondgedragen. Het is een raar land, het militaire
Spanje!
Bovengenoemde gebeurtenissen en gezindheid gaven den stoot
tot het pronunciamento van generaal Primo de Rivera op den
13den September 1923, waarmede de reprise van Tifarouine in
een luisterrijk succes voor Abd el Krim werd omgezet, zooals in
een volgend hoofdstuk zal worden aangetoond.
CAMURS.
284
(33) A. B. C-, dia 31 de Agosto de 1923. Het A. B. C. is de Spaansche Illustration