evenals trouwens ieder ander stelsel met het ai dan niet aanwezig
zijn van een goede schr. dienst terwijl daarentegen bij de
beschouwingen van ons huidige stelsel de noodzakelijkheid
en het belang van hulpleiders zeer op den voorgrond worden
geplaatst. Het behoeft dan ook geen verwondering te wekken, dat
dit betoog, waarbij schrijver blijkbaar zeer geporteerd is voor
een bepaald systeem en naar onze meening niet de noodige ob
jectiviteit betracht, zeer ten nadeele van eerstgenoemd stelsel
moet uitvallen, terwijl daarentegen uit de literatuur van de laatste
jaren meer dan eens blijkt, dat het, mits goed toegepast, uitste
kend kan voldoen.
Majoor Kroon komt tot een conclusie, zuiver gebaseerd op het te
gen elkander afwegen van voor- en nadeelen, waarbij persoonlijke
appreciatie uiteraard een zuiver objectief oordeel zeer moeilijk
maakt. Dat schrijver dit zelf ook erkent, moge blijken uit het
gestelde in de tweede zinsnede op blz. 339 van de Aprilafleve
ring van het vorige jaar, waar hij ten aanzien van de nieuwe
organisatie van de infanterie-sectie een zeer juiste stelling ver
kondigt, welke ook in algemeenen zin met betrekking tot andere
organisaties zijn volle waarde behoudt.
Het oefenen met twee partijen, zooals maj. Kroon zich dat
voorstelt en waarbij dus allerlei oneigenlijke situaties en toestan
den kunnen voorkomen, behoort tot het verleden, d w. z. tot de
jaren van voor 1914. Toen ter tijd werd, zooals wij reeds eerder
uiteen zetten, de scheidsrechterlijke dienst niet genoegzaam naar
waarde geschat, zoodat zich dan ook ontegenzeggelijk bij verschil
lende manoeuvres de door maj. Kroon opgesomde nadeelen voor
deden. Na den wereldoorlog is echter in dien toestand een
algeheele ommekeer gekomen; men heeft aan het arbitrale
gedeelte een zeer hooge waarde toegekend en, vergeleken met
voorheen, de organisatie, zoowel aan personeel als aan materieel,
zeer beduidend uitgebreid.
Juist de scheidsrechterlijke dienst is het orgaan, waarmede
de leiding oneigenlijke toestanden voorkomt of bestraft en
waarmede zij verhindert, dat men „roovertje gaat spelen" of
„kunststukjes uithaalt". Alle nadeelen, welke ten aanzien van
bovenbedoeld stelsel in het geding worden gebracht, kunnen
door de activiteit van een goede scheidsrechterlijke organisatie
worden ondervangen. Men meene toch niet, dat oneigenlijke si
tuaties inhaerent zijn aan het stelsel. Ook onder ons huidige
systeem komen veelvuldig toestanden voor, welke in geen enkel
opzicht den toets der kritiek zouden kunnen doorstaan. Wij ver
wijzen hier slechts naar de door ons op blz. 4 en 11 van de
286
Zooals uit mijn artikeltje in het I.M. T. No. 2 duidelijk moge zijn gewor
den, hecht ik geen overheerschende waarde aan de uiteenzettingen en bewe
ringen omtrent voor- en nadeelen van eenige organisatie, welke 'ook, mits die
organisatie slechts gebaseerd is op den eisch, dat ze de behoeften, welke het
moderne gevecht stelt, zooveel mogelijk benadert.