Januari-aflevering aangehaalde oefeningen, welke vorig jaar bij
een der regimenten hebben plaats gevonden.
Men bedenke bovendien toch, dat legers, welke den grooten
oorlog in al zijn verschrikkingen doormaakten, de zoo kostbare
manoeuvres met twee partijen niet zullen gaan misbruiken, om
de aanvoerders in de gelegenheid te stellen, „elkander vliegen af
te vangen" e. d. Een dergelijke wijze van oefenen is, zooals wij
reeds eerder betoogden, gelukkig niet meer van dezen tijd. In
tegendeel, uit alles, uit de literatuur, uit de voorschriften, uit de
manoeuvreverslagen, uit de wijze, waarop de oefeningen worden
voorbereid, uit de organisatie van den scheidsrechterlijken dienst
blijkt overduidelijk, dat men slechts één doel voor oogen heeft,
namelijk den troep zooveel mogelijk voor zijn oorlogstaak voor
te bereiden, door te oefenen overeenkomstig de werkelijkheid.
Interessant is in dit opzicht een studie, verschenen in de Novem
beraflevering van de „Revue Militaire Suisse" 1928 getiteld, „A
propos d'arbitrage", waar schrijver wederom een gansch andere
richting uitgaat, doch waaruit duidelijk blijkt, hoe nauwgezet
men het met de voorbereiding en uitvoering van oefeningen
neemt.
De uitspraak van maj. Kroon, dat niet iets bepaalds kan wor
den geoefend, komt ons zeer problematiek voor.
Alles hangt af van een goede leiding, voorzien van de noodige
middelen om gedurende het geheele verloop van de oefeningen
de leiding in handen te kunnen houden en de situaties blijvend te
kunnen beheerschen.
Wij vragen ons voorts af, hoe b. v. cavalerie en wielrijders gron
dig voor hunne oorlogstaak kunnen worden voorbereid, zonder
dat een tegenpartij ten tooneele wordt gevoerd? Juist bij lichte
troepen, waar in de werkelijkheid van het snel en juist beoor-
deelen van een tactischen toestand en van het snel nemen van de
noodige maatregelen veel, zoo niet alles afhangt, is naar onze
meening een tegenpartij onontbeerlijk. Hoe wil men b. v. de ver
kenning met vrucht beoefenen zonder tegenpartij? Inderdaad is
ook bij lichte troepen het gevaar het grootst, dat er „unkriegs-
maszige" handelingen voorkomen, doch hieraan kan op tallooze
wijzen paal en perk worden gesteld, o. a. door de strook, waarin
geageerd zal mogen worden, te beperken en te begrenzen.
Het doet eenigszins vreemd aan, dat maj. Kroon als voordeel
van zijn stelsel aanhaalt, dat de leider gedwongen is, de oefening
in de puntjes voor te bereiden. Is dit dan niet noodig bij het „twee
partijen" stelsel? Neen, ook bij laatstgenoemd systeem is voor
bereiding en verzorging van alle onderdeelen tot in details geboden.
Het is werkelijk niet voldoende, de partij-commandanten ieder een
onderstelling in handen te geven om daarna den verderen gang
van zaken af te wachten. Wat hier wordt aangemerkt
als voordeel van het eene stelsel, geldt in
287