door een serie operaties in September 1921, Nador, in October
de Gurugu, Atlaten, Selouan en Monte Arouit, in November de
uitmonding van de O. Kert bereikt, zoodat hij aanvang 1922 de
Regeering kon melden, dat het gebied, in het W. begrensd door de
Kert, in het O. door de Moulouya en in het Z. door de Beni
Buifror (Fr.Bou Sefrou) weder Spaansch was.
Abd el Krim maakt zich beide stroomingen ten nutteDe
eerste, wier uitingen hij nauwkeurig in de kranten volgt, exploiteert
hij door, behalve een hoog losgeld voor Navarro en de zijnen,
de autonomie der Beni Ouriaghel (later van het geheele Rif) en
zijn benoeming tot Khalifa te vragen. In de kaart dier beweging
spelend, weigert hij elke onderhandeling over de gevangenen met
militairen en zendt hij zijn vertrouwensman Allouch naar Genève
om bij den Volkenbond op interventie aan te dringen, in welk
geval hij de gevangenen zonder eenige voorwaarden zal vrijlaten.
In een interview met den directeur van de Libertad, Luis de
Oteyza, verklaart Si Mohand geen oorlog tegen het Spaansche
volk, maar tegen de militaire parij (24) te voeren.
De bedreiging van Berenguer's reconquista doet de in verzet
zijnde stammen bijeen blijven en, in weerwil van hun anarchis
tische neigingen, Abd el Krim's leiding aanvaarden, zelfs als deze
een dictatoriaal karakter aanneemt en voor terrorisme niet terug
deinst. En Si Mohand speelt er niet meezoo worden na Be
renguer's herovering van Nador, onder verdenking van verstand
houding met den vijand, Bou Sfia, kaid der Quebdana, afgemaakt,
Kaïd ibn Chellal gekruisigd en Si Tebbas, kaid der Guelaya,
alleen gespaard, omdat hij cherif is.
Om aan de leus van zelfbestuur meer relief te geven, wordt
opgericht de Daoulat Djemaouria Rifia of, vrij vertaald, de Ri-
faansche republiek. Abd el Krim staat aan het hoofd daarvan
met den titel van amrar (emir), eerst later laat hij zich sultan
noemen. Met hem wordt het uitvoerend bewind gevormd door
een Beniqua (secretariaat), samengesteld uit zijn broer Ould
Mharned als khalifa (kanselier), zijn oom Abd es Salam, belast
met de financiën, zijn zwager Mohammed Azerkhan voor buiten-
landsche zaken, zijn oom Ahmed bou Gibah voor krijgszaken,
Si Liazid ibn Hadj Hamou voor binnenlandsch bestuur, Sidi
Mohammed ibn Salah voor de Habous of vrome stichtingen, een
familieregeering, waarin, naast den amrar, alleen Ould Mharned
en Abd es Salam stem in het kapittel hebben.
271
R4) Luis de Oteyza, Abd el Krim y los prisoneros.
haa1 i' du Taillis> correspondent van de Petit Marseillais, liet si Mohand
zich, dd. 7/4-1922, uit: „Wij weigeren niet ons land te openen voor het
commercieel en industrieel bedrijf der Christenen. Maar tegen een politieke
penetratie zoowel als tegen een militaire bezetting, van welke mogendheid ook,
zal men altijd het Rif met zijn krijgers, met zijn groote families en zijn ver
kozen hoofden, als thans vereenigd, bereid vinden tot den meest woesten
weerstand, tot het bloedigste gevecht".