4. SCHIETEN OVER EIGEN TROEPEN DOOR DE ARTILLERIE. door H. Th. van GOOR, Majoor der Artillerie. Bij verschillende schietoefeningen ben ik in de gelegenheid geweest praktische ervaringen op te doen ten aanzien van dit onder werp, welke ik hieronder zal beschrijven met het doel te trachten voor den lezer duidelijk te maken, dat het voorgeschrevene in enkele punten in ons A. T. V. en het G. V. Mob. A. zeker niet voor alle gevallen als bepaald bindend moet worden aangemerkt. Ik ben zelfs geneigd te zeggen dat ik die punten eigenlijk als onjuist zou willen kwalificeeren, doch doe dat niet, omdat er toch ook vele gevallen denkbaar zijn dat er wel degelijk rekening mee gehouden moet worden. Alvorens thans tot mijn eigenlijk betoog over te gaan zij voorop gesteld, dat ik gemeend heb, alles wat betreft de samenwerking, de verbinding, het gebruik der artillerie en hare sterkte niet verder in beschouwing te mogen nemen dan voor zoover mij zulks voor de behandeling van het onderwerp, als daarmede rechtstreeks samenhangende noodzakelijk voorkwam. Een eerste voorbeeld kan worden gevonden in het volgende vuur. Geschoten werd met 7 cM. L. A., een vuurmond dus uit den oertijd, niet te vergelijken, wat nauwkeurigheid betreft, met onze Veld- en Bergvuurmonden. De opdracht was een aanval steunen op een versterkte terreinstrook. G. K. vuur met waarneming uit de eigen voorste linie. Van die terreinversterking eigende zich als inschietpunt alleen een klein boschje van enkele meters in het vier kant. De waarnemer stond zoover uit het rooivlak, dat een ontijdige springer geen letsel kon veroorzaken, terwijl tegen zijdelingsche fouten op afdoende wijze werd gewaakt, een en ander in verband met den vredestoestand. De richting van het doel werd in het waarnemingspunt op de kaart uitgezet, de waarnemingsafstand (W) geschat op 700 M., waaruit door opmeting volgde een schootafstand (S) van 2900 M. en een horizontale waarnemingshoek van 400%. Hoewel W al opzettelijk te groot geschat was, werd overeenkomstig punt 131 V. S. A. het vuur geopend op 30. De moeilijkheden van een dusdanig vuur zijn, dat men door de spreiding en de waarneming van zoo korten afstand, de schoten 320

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 61