beschermer tegemoet te komen en zoo worden eindelijk den
27sten Januari 1923 Navarro en de zijnen, tegen een losgeld van
4.137.000 peseta's contant, uitgeleverd.
Gedeon, aldus op den voorgrond getreden, eischt in een op
zienbarend artikel in het blad El liberal radicale verandering van
de Spaansche politiek. Hij zet daarin uiteen, dat Spanje noch
Marokko kan loslaten, noch het met militaire middelen veroveren
en dat de inboorlingen den vrede wenschen, waarom men met
hen in onderhandeling dient te treden. Het artikel wordt in de
geheele pers toegejuicht, zelfs door bladen van tegengestelde
politieke richting als het clericaal-conservatieve El Debato. Als
uitvloeisel hiervan wordt Castro Girona weder in commissie
gesteld.
Te Ajdir eischen Azerkan, Ould Mhamed, c. s. namens den
amrar algeheele onafhankelijkheid, al zijn ze bereid aan Spanje
een soort monopolie te verleenen bij het uitzenden van ingenieurs,
industrieelen en handelsmenschen en zich tot Madrid te wenden
om hulp tegen een mogelijken vijand, die hun onafhankelijkheid
zou bedreigen.
Abd el Krim is te meer onhandelbaar, waar de Spaansche
regeering in een manifest zich heeft uitgesproken over den
„Marokkaanschen kanker" en zich te dien aanzien tot de grootste
toegefelijkheid bereid verklaard heeft. Bovendien zijn er twistpunten
gerezen tusschen Abd el Kader, kaid der Beni Sicar, en Dris er
Rifi, den amil, terwijl ook Raissouli grieven tegen den amil koestert.
In het Oosten ziet Amaroussem, kaid der Beni Said, met een
mistrouwend oog de aanwezigheid van zijn vijand Kadour Naamar
te Melilla. Troebel water genoeg.
De missie-Castro Girona heeft bij Raissouli meer succes. Met
hem sluit menden 23sten April 1923, het pact van Bou Hassan,
waarbij de oude roover weer veel geld en wapens onvangt en
:zich tot aan de Boven-Ouergha de supprematie ziet toegekend.
De secretaris van het Hooge Commissariaat, Diego Saavedra,
zal als niet-militair nog eens probeeren, wat den generaal Castro
Girona mislukt is (de amrar toch geeft voor militarfresser te zijn)
en doet Si Mohand in geschrifte een voorstel toekomen, dat, de
kwestie van een algeheele onafhankelijkheid onaangeroerd latend,
nochtans een zekere economische en administratieve zelfstandig
heid aan de stammen van het Rif wil toekennen en de positie en
rang, die momenteel Si Mohammed Abd el Krim el Khettabi
bekleedt, zoomede die van andere stamhoofden, nader wil be
vestigen. De onderhandelingen zouden zich dan in het bijzonder
bepalen tot de middelen om handel, industrie en landbouw tot
ontwikkeling te brengen onder de stammen van het Rif en om
hun de materieele en moreele hulp van de beschermende mogend
heid te verschaffen.
Dit schrijven, den 15den Juli verzonden, wordt reeds den 24sten
door Mohammed Azerkan beantwoord met een brief, waarin hij
276