495
in de uitrusting van den infanterist opgenomen om de tegenwoordige bajonet
te vervangen in het handgemeen. In de conclusies vinden we vermeld:
Het hoofdstrijdmiddel van de infanterie is de mitrailleur.
De Infanterist moet in de bediening daarvan volledig zijn opgeleid.
Het. inf. geweer is het wapen voor den strijd op de korte afstanden met
welk wapen des te meer resultaten zullen worden verkregen, naarmate de
man er sneller en juister mee heeft leeren schieten. Met deze grondbe
ginselen moet de schietopleiding bij de inf. rekening houden.
Mil. Wochenblatt No 31, Februari 1929. In„Aus der Werkstatt der Trup-
pe" troffen we een artikel aan, waarin, naar aanleiding van het boekje van
Luit. Kol. Deutz. „Comment se défendre contre les avions", eenige gegevens
worden opgesomd omtrent het inzetten van zware en lichte mitrailleurs tegen
vliegtuigen en het gebruik van de vizierinrichting Cazaux-Labat, benevens de
hulpmiddelen om den afstand tot het vliegtuig snel te kunnen bepalen. (Stadia).
Mavors. No. 3, Maart 1929. Meldingen na het in stelling komen eener af -
deeling artilleriekapitein T. Ziedses des Plantes.
Tijdens het in stelling komen der artillerie en het zich ontplooien
of verplaatsen der infanterie gedurende den tijd der stellingname, is
het verband tijdelijk min of meer verbroken". Aangezien de steun der art.
zoo tijdig en zoo krachtig als mogelijk en noodig dient te worden verstrekt,
„is een eerste vereischte dat dat verband zoo spoedig mogelijk weer wordt op
gevat". „De inf. en de hoogere commando-voering verstrekt daartoe eenerzijds
de art. de noodige gegevens (waarover thans niet zal worden gehandeld),
terwijl andeizijds de art. de infanterie en hoogere commando-voering zal heb
ben in te lichten, waartoe de batterijen en afdeelingen de noodige meldingen
zullen hebben te doen. Deze meldingen hebben voorts ten doel een juiste
commando-voering in het wapen der art. zelf mogelijk te maken". Schr. geeft
vervolgens aan welke meldingen moeten plaats hebben.
In hetzelfde Mavorsnummer vervolgt Ritmeester J.E. Feenstra zijn artikel
Een succesvolle officierspatrouille" (zie ook l.M.T. blz. 370), waaruit weer
zoo treffend blijkt het groote succes dat bereikt kan worden met een kleine
afdeeling die op beslissende oogenblikken stoutmoedig weet op te treden.
Mil. Wochenblatt No. 29, Februari 1929. In „Zulassung zur Rriegsakade-
mie in Paris" wordt een overzicht gegeven van de voorwaarden en examen-
eischen waaraan moet worden voldaan voor toelating tot de Fransche Hoogere
Krijgsschool.
Oefeningen.
Art. Rundschau No. 6, Februari 1929. Über die Anlage und Durchfiihrung
von Kriegsspielen und Gelcinde-iibungen voni artilleristischen Standpunkt aus"
Luit. gen. Frh. von Botzheim.
„Het is van werkelijke beteekenis voor het ontwerpen en voor de uitvoering
van tactische oefeningen en oefeningen in het terrein, in het bijzonder wan
neer die gehouden worden in samenwerking met de infanterie, dat bij de
beoordeeling van de gevechtswerkzaamheid der art. van de zijde der leiding
(scheidsrechters) alle factoren die daarop van invloed zijn en belangrijke
vraagpunten vormen, dienovereenkomstig worden opgemerkt, gewaardeerd en
voor zoover mogelijk ook besproken".
Schr. ontwikkelt zijne inzichten omtrent de belangrijkste dezer vraagpunten
waarbij hij zijne overwegingen aangeeft, waaraan leiders van tactische oefenin
gen enz. en ook de scheidsrechters van de andere wapens een houvast hebben
bij het ontwerpen en ook bij de uitvoering van bovenbedoelde oefeningen.
De Militaire Spectator, No. 3, Maart 1929. „De Fransche luchtma-
noeuvres 13-15 September 1928", Majoor C. D. Viehoff.
„De manoeuvres werden gehouden in den driehoek Versailles-Chartres-
Etampes onder algemeene leiding van generaal Barès. De Fransche pers
vestigt er den nadruk op, dat de strekking dezer manoeuvres niet was de
luchtverdediging van Parijs weer te geven, doch dat in hoofdzaak tactische
en strategische vraagstukken ten aanzien van den inzet en het gebruik van