499 All. Schweizerische Mil. Zeitung No. 2, Februari 1929. Motorisierte M. G. bei der Kav aller ie"Dit artikel is overgenomen uit No. 46 van de „Deutsche Wehr". Aangehaald worden de minder gunstige oordeelen van de Engelsche pers over de manoeuvres van cav., uitgerust met gemotoriseer de zw. mitr. Toch is de motoriseering van dit wapen in Engeland niet daarop opgegeven en wel om twee groote voordeelen nl. 1. de mogelijkheid van een werkzame luchtafweer tijdens den marsch door zw. mitr. (de methode van het sprongsgewijze voorwaarts gaan van mitr. secties, die aldus een marchee- rende troep bescherming moeten geven tegen het luchtgevaar, is als onuit voerbaar opgegeven); en 2. de bepakking van de manschappen en het kader van de eskadrons wordt geheel geladen op de lastwagens die bij de zw. mitr. behooren, waardoor de paarden zeer belangrijk worden ontlast en de eskadrons meer in het terrein kunnen presteeren. (o.i. een bijkomend voordeel, want daarvoor behoeft men nu niet te motoriseeren. Indeeling van enkele lastwa gens zonder meer is even doeltreffend). Verdediging tegen vechtwagens. Mil. Wochenblatt No. 29, Februari 1929. Onder „Aus der Werkstatt der Truppe" troffen we aan een artikel Kamp wagenabwehr der Infanterie", waarin wenken worden gegeven voor de bestrijding van vechtwagens. Schr. wenscht o. a. de zoo noodzakelijke verbinding tusschen de vijandelijke inf. en hare tanks te verhinderen door inzet van alle wapens (geweren, lichte en zw. mitr., lichte mijnenwerpers) tegen inf die verbinding tracht te krijgen met die tanks of de tanks tracht te hulp te komen bij het overwinnen van terreinhindernissen. Zw. mitr. moeten vij. tanks die onklaar geworden zijn en deswege door den vijand ingeneveld zijn, benevens de omgeving van die vechtwagens, voortdurend onder vuur houden ten einde berging te bemoei lijken. Hoofdzaak blijft echter de afweer van de achter de vechtwagens ko mende inf. aanval. Daarom moet daaraan al het overige ondergeschikt blijven. Tactisch gebruik der artillerie. All. Schweizerische mil. Zeitung No. 2 Februari 1929. „Artilleristische Aufsalze", Luit. kol. Gübeli. Schr. kondigt aan een aantal opstellen, waarvan bovengenoemd het eerste is en waarin de vraag zal worden beantwoord Wat moet ieder infanterie-officier van de artillerie weten Schr. zal hierin nagaan de inzichten, zooals die zijn neergelegd in de Zw., Fr. en D. voorschriften, zoomede tijdschriften en boeken waarin artikelen voorkomen betreffende de samenwerking van inf. met art. en die geschreven zijn door officieren met oorlog servaring. In het thans verschenen opstel wordt behandeldVerbinding en verbindingsofficier" Gasoorlog. Revue Militaire Suisse No 2, Februari 1929. „La guerre aéro-chimique et la defense anti-aerienne", Ir. S. de Stackelberg. „De ervaringen opgedaan bij het vergassen van het terrein door middel van het verspreiden van chemische strijdmiddelen met vliegtuigen door den Ameri- kaanschen „Chemical Warfare Service" (Aberdeen Proving Ground), demon- streeren de verschrikkelijke gevolgen, die het gebruik van het chemische luchtwapen in een toekomstoorlog kan hebben". Schr. geeft beschouwingen over gewichtsverhoudingen van het metaal van het projectiel met den nuttigen inhoud daarvan, voor de art. projectielen en de vliegtuigbommen, de kosten-verhouding van artillerie en vliegtuig. Deze vergelijkingen vallen ten voordeele van het luchtwapen uit. De re sultaten verkregen met het vergassen van terreinen door middel van bommen en vliegtuigen met sproei-inrichting (avion-citerne) leiden schr. tot de conclusie „Nu reeds zou men zonder overdrijving kunnen vaststellen dat een natie, niet in het bezit van luchtafweermiddelen of waarvan de luchtverdediging niet volkomen is, door het ontbreken van het geëigende materieel praktisch een

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 121