502 De Militaire Spectator No. 3, Maart 1929. Een en ander omtrent de inrichting, het vermogen, het gebruik, enz. van 12 I. St., 15. hw. 1. 15 en 10 veld", Kapitein F. G. Diirst Britt. Schr. behandelt achtereenvolgens I. a. inrichting; b. munitie en dracht; c. gewichten en andere gegevens; d. het stuk in stellinge. het stuk in marschformatief. vuursnelheid g. tractie h. organisatie. II. Draagvermogen van pontonbruggen. III. Gebruik. Revue militaire suisse No. 2, Februari 1929 „Les armes d'accompa- gnement de L'infanterie", kapitein G. Daniker. In B. „Considerations techniques" wordt het artikel, reeds eerder aange kondigd, vervolgd met beschouwingen over de indeeling van de artillerie in bepaalde soorten geschut, over het vermogen en met ballistische beschou wingen. Remonteering. Mil. Wochenblatt No. 31, Februari 1929. „Leben und Materie, Blut und 01", Majoor P. Buhle. Schr. begint met er aan te herinneren dat na den oorlog 1914- 18 eerst lanozaam het levende element, de mensch, werd erkend als van grootere waarde te zijn dan het materiaal, en betrekt in deze beschouwing ook het trekpaard, dat met den mensch nog steeds geroepen is het overwicht van vleesch en bloed op materiaal te handhaven. Tegenwoordig past men midde len en methoden toe om het paard te onderzoeken op zijn capaciteiten en prestaties als trekpaard, evenals dat reeds lang geschiedt op snelheid en ge schiktheid voor rijpaard. Schr. bespreekt dan de methoden toegepast in Amerika (sinds 1923) en in Duitschland (sinds 1927) en wijst op de groote legerbelangen die daaraan vastzitten. Infatiteriebewapening. Mil. Wochenblatt No. 29, Februari 1929. „Geniigt die Feuerkraft der Infanterie-kompanie fiir den heutigen Kampf'? Schr. gaat vooreerst na of het thans nog in gebruik zijnde geweer (Model 98) nog wel voldoet aan de eischen die tegenwoordig aan een goed geweer moeten worden gesteld, in verband met de doelen die zich op het moderne gevechtsveld zullen voordoen. Hij pleit voor invoering van een nieuw ge weer met zeer licht drukpunt en voorzien van een bajonet, daarbij met een grootere vuursnelheid dan het tegenwoordige geweer, dus met automa tisch laden. Schr. acht het zeer goed denkbaar dat door de invoering van een dergelijk geweer het gebruik van lichte mitr. onnoodig wordt. Indien dit juist was, zou bij invoering van een dergelijk geweer het verschil tusschen geweergroep en lichte mitr.-groep vervallen, waardoor de beide voor waarden voor den aanvalvuur en beweging, als vóór den wereldoorlog wederom aanwezig zijn in, en worden uitgevoerd door de gezamenlijke schutters. Zonder steun van zw. mitr. kan de compagnie óók dan niet. Daarom eischt schr. als 4de sectie bij de compagnie een sectie van 3 zw. mitr. uit de mitr. compagnie van het bataljon, van welker tegenwoordige organisatie schr. de nadeelen opsomt. Moreele factoren, enz. Mil. Wochenblatt No. 25 Januari 1929. „Führerauswahl", Gen. majoor von Amann. Schr. stelt zich de vraag of het woord van Frederik den Grooten: „De geest van een leger zit in zijne officieren" ook heden nog juist is. De officier is niet alleen de opvoeder en leider, die aan den troep de inner lijke waarde geeft, maar ook de tactische en strategische aanvoerder wiens besluiten en houding beslissend zijn voor den afloop van den strijd. Zoo

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 124