gers waarnemer wilden of konden zijn. Sindsdien is ook dit veranderd. In de laatste jaren was de animo voor waarnemer onder de vliegers groot, terwijl tevens tot uiting kwam dat bijna alle waarnemersopdrachten door den vlieger zelve verricht konden worden. Zooals reeds eerder vermeld zijn er wel opdrachten die een afzonderlijke waarnemer vereischen, doch volgens onze meening mag dit voor ons geen motief zijn om een afzonderlijke categorie officieren-waarnemer in stand te houden. Inderdaad is, zooals schrijver aanhaalt, deze kwestie ook elders beproefd, onder de oogen gezien doch niet overal is de officier waarnemer gehandhaafd. Hiervoor is reeds aangehaald dat bij de R. A. F. daarmede absoluut gebroken is, en volgens het „Militar- Wochenblatt 1928 No. 16, bedroeg in de Vereenigde Staten de sterkte der Marineluftstreitkrafte in dat jaar 606 vliegtuigbestuur ders tegen slechts 13 waarnemers. Het leiden van artillerievuur, het verkennen, het schetsen, het be richten schrijven, het seinen en het sounderen, kunnen zeer wet door den vlieger worden verricht. Natuurlijk zal de vlieger tijdens het gevecht z'n werk moe ten staken en al zijn aandacht aan dat gevecht wijden; doch in zoo n geval zal ook de hem eventueel vergezellende waarne mer aan het gevecht moeten deelnemen met de(n) achtermitrailleur(s), m. a. w. de waarneming zal in dit geval ook niet doorgaan. Met laatstgenoemde is schrijver in het 1. M. T. het trouwens eens, want eenige regels verder schrijft hij „Bovendien heeft de vliegenier tijdens het gevecht zóó te manoeuvreeren, dat hij den schutter kans geeft met zijn vuur den vijand af te schieten en terwijl ook verderop nog geschreven wordt over de beide officieren die samen het gevecht voeren. Stappen we thans hiervan af, om ten slotte nog melding te maken van de factoren die er voor onze L. A. bovendien nog bij komen. De aanvulling van troepenofficieren in tijd van actie n. 1.,. zal door het aantal aanwezige reserve-officieren op Java wel gewaarborgd zijn, doch aangezien tevens het op peil houden van het aantal vliegeniers grootendeels daaruit moet geschieden, zal het bovendien nog in stand houden van een categorie officieren waarnemer wel eenige bezwaren met zich brengen althans lijkt het ons risquant op deze mogelijkheid te rekenen. Hierbij komt nog dat de mindere geoefendheid der reserve-officieren bij de andere wapens wordt vergoed door de rechtstreeksche leiding der compagnies- en batterijcommandanten. In het vliegtuig echter wordt aan hun bekwaamheid en zelfstandigheid onmiddellijk den hoogsten eisch gesteld, en mogen we dan van deze halve krachten (dat blijven zij in de L. A. geruimen tijd) het hoogste rendement verwachten Onze L. A. mag nooit of te nimmer met secondrate 426

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 46