Waar deze kwestie ook elders in dit blad wordt behandeld, zal ik hierover kort zijn, en alleen even aanstippen, hetgeen op het oogenblik geschiedt. De eerste opleiding van het monteurspersoneel van den vlieg- dienst, en ook een gedeeltelijke opleiding van personeel van andere diensten geschiedt in de werkplaatsen van den Technischen Dienst aangezien daar uit den aard der zaak de geheele techniek zich min of meer concentreert. Militairen van verschillende wa pens worden als leerlingen gedetacheerd, evenwel zoo eenigszins mogelijk met vakkennis. Deze militairen doorloopen gedurende IV2 a 2 jaren de verschillende werkplaatsen, met dien verstande dat overplaatsing naar een volgende werkplaats eerst plaats heeft wanneer in een vorige voldoende resultaten zijn verkregen. Na het doorloopen van alle werkplaatsen worden zij, bij een goede beoordeeling toegelaten tot het examen van hulpmonteur dan wel hulpvliegtuigmaker en volgen dan hunne bestemming. Aanvulling van personeel van den vliegdienst, kan dus eerst geschieden 2 a 3 jaar nadat de vermoedelijke noodzakelijkheid tot aanvulling is vastgesteld. Men heeft dit wel eens over het hoofd gezien, en eenige maanden geleden deed zich het feit voor, dat de drie vliegtuig- afdeelingen, welke normaal een sterkte van 3 X 7 21 Europee- sche monteurs behooren te hebben, gedurende een bepaalde periode door overlijden, ontslag, ziekte en verlof, over een to taalsterkte van 8 man beschikte. Dergelijke toestanden zijn alleen te voorkomen door vóóruit te zien, meer menschen op te leiden dan noodig is, en de over tollige naar den troep terug te zenden, na afleggen van het exa men voor hulpmonteur. Men vormt zoodanig in het leger een reserve aan technisch onderlegd personeel. Hetzelfde geldt, nog in sterker mate, voor dat Academisch gevormd personeel, als Luchtvaartkundig ingenieurs, dat voor alsnog niet of zeer moeilijk uit de particuliere arbeidsmarkt is te verkrijgen en dus moet worden opgeleid De zeer lange opleiding, en de zeer geringe formatiesterkte aan dit personeel, maakt dat, wanneer geen reserve aanwezig is, een ontslag of een sterfgeval een jarenlange ontwrichting tenge volge heeft. Ik heb mij in het vorenstaande, uitsluitend bezig gehouden, met het heden bestaande, en de allernaaste toekomst. Of een organisatie zooals nu bestaand, nog lang in de behoefte kan voorzien, is uitsluitend afhankelijk van de toekomst van de Luchtvaartafdeeling, welke echter nog steeds geheel in het dui ster ligt. Voor een afdeeling eenigszins grooter, en eenigszins meer gedisloqueerd als de tegenwoordige zullen naar mijn over tuiging moeilijkheden ontstaan, die niet meer door bijspijkeren 459

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 79