Pogingen tot „politieke transacties" met Abd el Krim zijn
niet achterwege gebleven. Nadat een zending van den gevol
machtigde de Sostoa geen resultaat gehad heeft, laat ten slotte
Echevarieta zich overhalen zijn invloed aan te wenden. Den
23sten November komt Don Gedeon met zijn jacht voor Ajdir
en wordt door den „minister van buitenlandsche zaken" ont
vangen. Rifaansche soldaten geven de eerbewijzen en Don Ge
deon wordt in een groote tent bij Ould Mhamed, broeder van
den amrar, binnengeleid. Als hij zijn geloofsbrieven heeft aange
boden, wordt hem te kennen gegeven, dat verdere onderhan
delingen van geen nut zijn, aangezien de Rifaansche regeering
den vorigen gezant van generaal Primo, de Sostoa. reeds haar
voorwaarden heeft doen kennen, t. w. betaling van 20 millioen
peseta's oorlogskosten, uitlevering van 12 vliegtuigen, een 12
c. M. batterij, 10.000 geweren en 3 millioen patronen, alsmede
de onmiddellijke ontruiming van het geheele gebied met uit
zondering van Ceuta en Melilla. Wat betreft de invrijheids-
stelling van de ruim 1100 Spaansche gevangenen der laatste
maanden, de Rifaansche regeering vordert, dat deze aange
legenheid tot het voorwerp van afzonderlijke onderhandelingen
zal worden gemaakt, nadat de andere voorwaarden aanvaard zijn.
Don Gedeon had den volgenden dag nogmaals een onderhoud
met Ould Mhamed met geen beter resultaat.
De amrar triomfeert; zijn glibberigen schoonvader Raissouli
heeft hij door Kheriro te Tazarout doen oplichten en naar Ajdir
laten brengen om hem vervolgens in de zaouia van Snada op
te sluiten, waar de cherif den lOden April van het volgende
jaar het tijdelijke zegent. Strijders voor vrijheid en onafhankelijk
heid beschikken dikwijls heel willekeurig over die van anderen,
vandaar het woord abstractie.
Werktuigelijk herinnert het avontuur van Spanje in Marokko
aan Atjeh vóór 1896; een zelfde onbekendheid met land, volk
en geaardheid van den tegenstander, een zelfde gebrek aan
lijn, een zelfde geografische oorlogsvoering, Raissouli voor
Teukoe Oema, Gibraltar en Tanger voor Singapore en Penang.
Toch is een afwijkende omstandigheid de hoofdoorzaak van de
debacle, nml. het gemis van een koloniaal leger.
Toen in Juli, 1909, onder de muren van Melilla het eerste
gevecht met de Rifanen geleverd werd, waren het Spaansche
miliciens, die den vijand weerstonden en zoo bleef het nog
jaren. Het is niet een van de minste verdiensten geweest van
den generaal D. Berenguer den stoot gegeven te hebben tot de
oprichting van speciale koloniale troepen als de Regulares en
de Tercio Extranjero. Tevoren was de kolonel Millan Astray naar
Sidi bel Abbès gezonden ter bestudeering van het Légion étrangère.
In 1920 opgericht bestond de Tercio van den aanvang af voor het
leeuwendeel uit Spanjaardenvisages durs de soldats de métier
526