3
een onveranderlijke hoogte- en zijdelingsche richting heeft. Dit
natuurlijk trefferbeeld kenmerkt zich door geringe breedte en
aanmerkelijke diepte.
Voorbeeld van een trefferbeeld van een vuur van een z. w.
Mitr. Figuur1.
N. B. door de regelmatige verdeeling van de schoten binnen
de D. S. 80 is de trefkans van een doel binnen die D. S. 80
overal gelijk te stellen.
Dit trefferbeeld heeft nog een bijzondere eigenschap, afwijkend
van het geweer en art. vuur, n. 1. 80 °/0 van de treffers zijn vrij
regelmatig over het beeld verspreid. Hoe is deze afwijking te
verklaren
Op de Normaal Schietschool in Nederland hoorden wij de
navolgende verklaring. „De schoten bij de zw. mitrs. komen niet
„zooals bij het geweer- en art. vuur uit een stilstaand wapen,
„waarbij telkens opnieuw gericht wordt. De schoten komen uit
„een sterk trillend wapen. En die trilling is vrij regelmatig. De
„loop (monding) maakt een min of meer ellipsvormige beweging.
„Bij de Schwarzlose Model '08 was voor zoover men practisch
„kon nagaan na elke zeven schoten de loop weer in zijn oor-
„spronkelijken stand gekomen. Deze regelmatigheid moet zich
„uiten in het trefferbeeld.
N. B. Daar de trilling afhangt van het samen
stel mitr.-affuit, zal dit bij de verschil
lende mitrs. anders zijn, doch het verschijn
sel blijft hetzelfde.
Aan de hand van bovenstaande aanname, kan men o. i. het
trefferbeeld als volgt verklaren.
Het zevende schot komt op de plaats van het le, het 8e op
die van het 2e enz. Er ontstaan derhalve groepen van schoten
om het le, 2e, 3e enz. schot. Deze groepen van schoten volgen
wel de normale regels der waarschijnlijkheid, want hoewel de
mitr. zal trachten die groepen met dezelfde gegevens af te vuren,
537
Schootsrichting.
7 M.
80 M.
S2
SI S7
S6
S3
S4
S5