Dit ongeveer is te verklaren uit het samenvallen der gemiddelde trefpunten der schoten. Hoe dichter deze bij elkaar liggen, des te meer nadert de D. S. 80 het halve spreidingsbeeld. Dit geldt tot zekere grens, want bij samenvallen der tref punten zou men de normale regels der waarschijnlijkheid kunnen toepassen, daar de afwijking van het geweer- en art. vuur dan wegviel. Onderstaande figuur geeft aan de trefferverdeeling in het spreidingsbeeld bij verschillende ligging van de gein. trefpunten der groepen ten opzichte van elkaar. Zie Fig 3. en 4. T 1 2 7 16 25 25 16 7 2 T 2 T 6 -III T 3 -III T 5 T2T6 T3T5 -I—I—IIIIIIl|- T 4 -II- 2 7 16 25 29 30 39 52 54 46 46 54 52 39 30 29 -IIII T 4 IIII- 25 16 7 2 Fig 3. 80°/o 2 Trefferbeeld. T 1 2 7 16 25 25 16 7 2 T 2 T 3 T 6 T 5 -II- 1 1 1 TlT2T6T3T5T4 2 7 20 39 61 80 91 91 80 61 3920 7 2 Trefferbeeld. 807. 72 539 -IIIIII- IIII T 1 <-\III -III- -II- -III- -III- IIIIIllli IIIIII IIIII III -IIII T 4 c- IIIIIIII Fig 4. -II- -III 1 1 "I" 1 In het artikel „wapentechniek" (der Infie) van den Luit-Kol. W. L. G. JAS, uit het Wetenschappelijk Jaarbericht der Indische-krijgskundige Vereeniging, 1927 blz 37, spreekt men nog van de 50% spreiding.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 31