kaids er rhamsin, elk van 2 secties onder kaids er rhamsa ou achrin, onderverdeeld in groepen van 5 man onder moqaddemin. Deze troepen, vrnml. Beni Ouriaghel, ontvingen soldij en twee gierstebrooden per dag en waren bewapend met Spaansche Mausers. Zij waren uniform gekleed in een lichtbruine djellaba, een pelerine met mouwen en kap door een Spaanschen gordel riem om het middel gesloten. Aan dien gordel hing de djebira, een leeren zak, waarin granaten en 150 patronen; inde zaboula, van palmblad gevlochten, werden vivres meegevoerd. De abids vormden de lijfwacht van den amrar en een reserve, die alleen bij ernstige gevechten in het vuur kwam. Zij werden geoefend in exercities en in het verspreide gevecht, ook in hooger verband. Hun loopgraven, die aan buitenlandsche (vrnml. Duitsche) leiding werden toegeschreven, waren evenwel van zuiver Rifaanschen oorsprong. De Rifanen waren van huis uit gewend zich van schutterskuilen te bedienen. De mokhazni's waren meest gewezen militairen van het Spaansche of Fransche leger, soms ook deserteurs, maar altijd van een mi litaire opleiding boven het gemiddelde uitstekend, voor elke opdracht geschikt. (36). Zij waren propagandisten, die in de tot het verzet over te halen stammen cellen vormden, daarna de nieuwe contingenten encadreerden en hen onderrichten in de behandeling van het geschut en het gebruik der automatische wapens. De guichs waren contingenten der verbonden stammen, minder homogeen en gedisciplineerd, geschikt voor de guerrilla. Bij toerbeurt kwamen hun strijders voor een aantal dagen op, hun eigen wapens en uitrusting meebrengend, dan vertrokken zij weer om hun gronden te gaan bebouwen en werden door stam- genooten vervangen. Zij vormden een troep zonder veel samen hang, van wisselende sterkte, maar geducht door hun moed, schietvaardigheid en handigheid in het terrein. Aan cavalerie beschikte de amrar over 800 man, maar dit getal nam toe, naarmate zich meer stammen bij hen aansloten. Eenige vliegtuigen waren hem in handen gevallen, maar hoewel hij o. a. in 1923 den bekenden Franschen kapitein-vliegenier Fonck gouden bergen beloofd had, als hij in zijn dienst wilde treden, was Abd el Krim er niet in geslaagd voor zijn toestellen vliegeniers te vinden. De amrar had zijn hoofdkwartier te Targuist; zijn front was in sectoren verdeeld, waarover een kaid er rha het bevel voerde. Die sectoren waren telefonisch met Targuist en Ajdir verbonden en vandaar uit bereikbaar langs paden, voor de transporten geschikt gemaakt. Bij den commandopost (mahakma) van eiken 511 (36) De commandant van de Rifaansche artillerie, Si Mohammed Barnoussi, ontving zijn eerste onderricht van den inlandschen luitenant Sedira, deel uit makend van de militaire missie-Mangin bij den Marokkaanschen Sultan Moulay Haf id. l.M.T. 1920, p. 1045.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 3