dan wil het ons voorkomen, dat men hij afstanden boven 2000 M. bij kaartvuur nauwelijks grooter fouten kan maken, dan bij overige vuren. Uit den aard der zaak moeten de Mitrs. bij kaart vuur over eenvoudige middelen beschikken om eigen opstelling alsmede doel op kaart te kunnen brengen en komen deze vuren alleen in aanmerking bij de verdediging voor Mitrs. met speciale opdrachten. Indien het terrein bedekt is, zal men in de verdediging op groote afstanden noodgedwongen wel zijn toevlucht moeten nemen tot kaartvuur. Bij voorgaande beschouwingen is bij de fout in n2 den afstandsmeter uitgegaan van het getal zijnde de fout bij 3 metingen. Bij een grooter aantal metingen kan deze fout gerin ger worden. Bij 6, 9, 12 metingen mag de fout respectievelijk 0.7, 0.6 en 0,5 maal zoo klein genomen worden. Hoewel dit natuurlijk zeer ten goede komt aan de wijze van schieten geba seerd op afstandmeting, wil ons een proefondervindelijke verge lijking „kaartvuur overige vuren" op afstanden boven 2000 M, of 1500 M. wel de moeite waard toeschijnen. Bespreking van de verschillende vraagpunten die zich bij het gebruik van de zw. mitr. in den aanval voordoen A. Zw. mitrs. moeten in innig contact met de inf. samenwer ken. Mag hier twijfel over bestaan Hoever mag men zich van de voorste lijn ophouden? Is die grens in getallen vast te leggen? Dat zw. mitrs. in innig verband met de Inf. moeten optreden,, mag o. i. aan geen twijfel onderhevig zijn. Wie de geschiede nis van de zw. mitr. eenigermate kent, weet, dat het wapen voor en uit de inf. is voortgekomen, dat het een onderdeel van de inf. vormt en dat alle onderdeelen zoo innig mogelijk tot dit doel moeten samenwerken. Wat noemt men in innig verband met de inf. samenwerken Wij zouden hieronder willen verstaan, dat voldoende snel aan de aanvragen om steun door de inf. kan wor den voldaan. Uit den aard der zaak zal de voorste lijn het meest behoefte aan steun hebben. Die steun kan men op tweeërlei wijze verschaffen le. op aanvragen der inf. 2e. Door eigen inzicht in den toe stand, waarbij de zw. mitrs. het gevecht voldoende moeten kun nen volgen en die doelen moeten bevuren, welke voor de inf. het gevaarlijkst zijn. ad. 1. Op aanvrage van de inf. wil zeggen, op aanvrage van den commandant wiens troependeel men steunt, of op bevel van dengene, onder wiens bevelen men gesteld is. Bij een goede gevechtsleiding is dit de eenig juiste manier. De C., die ten aanval trekt, maakt een aanvalsplan op, waarin de onderdeelen, 55a

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 45