Bovendien heeft het schieten door toevallige openingen nog een groot nadeel. Wil men van die veranderlijke openingen partij trekken, dan moeten de zw. mitrs. betrekkelijk dicht achter de voorste lijn volgen, een groote mate van zelfstandigheid hebben, (zie ook, A.Q.H. DijxhoornDiscussie Mitr. Vraagstuk." blz. 847) m.a.w. een gecentraliseerde bevelvoering is praktisch onmogelijk. Daar de mitrs. moeten vuren door toevallige openingen, vormen zij niet langer een wapen in handen van den Batns. C., waar mede laatstgenoemde naar omstandigheden kan manoeuvreeren. De met opzet gelaten openingen in hetvuur- f r o n t tijdens het gevecht en bij de nadering. Nemen we als voorbeeld een Batns. vak van 600 M. breed, waarin men een gat in het vuurfront wil laten van 200 M. De eerste vraag, die te beantwoorden is, is „Waar zullen we die opening laten Er kan o.i. slechts één antwoord zijn „In dat deel van het aanvalsvak, dat voor de Inf. het ongunstigste is, dus open terrein". Direct kan men nu opmerken, dat men het ongunstige terrein, d.w.z. open terrein aan de zw. mitrs. overlaat. Zelfs al laat men ze vrij ver achter de voorste lijn, dan blijven ze toch •nog kwetsbaar, en staan aan zware verliezen bloot, Bovendien, willen de zw. mitrs. steunen, dan moeten ze die doelen bevuren, welke voor de Inf. het gevaarlijkste zijn en een verdediger die juist handelt, legt het zwaartepunt van de verdediging in het voor den vijand gunstige (bedekte) aanvalsterrein. Hier zal dus bij voorkeur het vuur der zw. mitrs. moeten vallen. En dit is juist de groote moeilijkheid. Stellen we een en ander schematisch voor: (zie figuur 7). Aangenomen 2 compn., in le linie elk 200 M. frontbreedte en 300 M diepte. Te gebruiken strook 140 M. Zonder veiligheidsmaatregelen zou men op 600 M. voor de vuurlijn het heele batns. vak kun nen beheerschen (d.w.z. 900 M. voor de mitr. opstellingen). Met den veiligheidsfactor gaat er 2 X I00°/O0 v. d. afstand af 2 X 7,0 X 900 M. 180. Men beheerscht dus globaal 600 180 420 M. van het Bats. vak. En dan heeft men nog het na volgende le. Bij voorwaartsche beweging wordt de te gebruiken ruimte snel kleiner. Vooral in het open terrein moet men zeer voor zichtig zijn met het verplaatsen der zw. mitrs. 3e. Zouden die openingen blijven N. o. m. niet. Men kan o. i. alleen bij het aanzetten v. d. aanval op die openingen rekenen, maar niet meer in het gevecht. Een dergelijke gevechtslei ding zou ideaal moeten zijn. 3e. Zou het zeer zeker een vraagpunt kunnen vormen, of men wel een zoo groot gat in de vuurlinie mag laten De wereld oorlog leerde de waarde van een aaneengesloten vuurfront 557

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 49