sector waren depots opgericht. Nog werd voor de verbindingen;
beschikt over drie auto's. In het hoofdkwartier was een soort:
van staf, waaronder enkele Europeanen, deserteurs van de Tercio
Extranjero, en de reeds vermelde Engelsche avonturiers. In 1925
kwamen daar nog bij twee gedelegeerden van de Komintern, de
heeren Cherif Moulay Hassanoff en Namhar Mahmedoff. Op de
relaties met de I. K. K. I. wordt nog nader teruggekomen.
Hoewel men te Madrid den oorlog in Marokko gaarne zou
liquideeren, Primo is dat zelfs aan zijn verleden verplicht, voelt
men wel, dat er tegen het dreigend gevaar iets gedaan moet
worden. In deze omstandigheden houdt de dictator den 26sten
Juni, 1924, te Malaga een rede, waarin hij zijn plan uiteenzet
om van het Rif een zuiver protectoraat te maken van een uitge
sproken burgerlijk karakter en met beperking, door concentratie,,
der troepen. (37)
Die rede heeft een fatale uitwerkingAbd el Krim leest het
krantenverslag en concludeert, dat de aangekondigde achter-
waartsche concentratie gemakkelijk in een overwinning zal zijn
om te zetten. Op de Spaansche bevelvoerenden heeft de aan
kondiging een nog funester, moreelen indruk. Als de dictator
zich kort daarna naar Marokko begeeft om den toestand ter
plaatse te bestudeeren, vindt hij bij het leger een ijskouden ont
vangst. Onder de hoogere officieren heerscht groote oneenigheid,
die o.a. tusschen de generaals Queipo de Llano en Montero zoo
hoog loopt, dat de laatste van zijn commando te Ceuta moet
ontheven worden. De uitspraak van den krijgsraad over de voor
Anoual en Monte Arouit verantwoordelijk gestelden, nml. gen.
Navarro vrijgesproken, gen. D. Berenguer tot een lichte straf
veroordeeld, maar onmiddellijk gegratieerd, wordt aanleiding tot
een betooging ten gunste van Berenguer en tegen de politiek
van den dictator.
Intusschen zijn, na beëindiging van den regentijd, in April,
1924, de Rifanen, gesteund door de Beni Said en Beni Oulichek,
in het Oosten wederom tot den aanval op Afrau en Tifarouine
overgegaan, terwijl in het Westen Si Knouyes en Kneriro, daarbij
gesteund door de Beni Zyel en de Beni Ziat, de vijandelijkheden
tegen de posten om Chechaouen en aan de Oued Lao geopend
hebben. Ould Mhamed neemt op de Penninsula Yebalica de alge-
meene leiding in handenzijne mokhazni's dringen door bij de
Beni Hassan, de Beni Hozmar, de Somata en Djama, eerst indi
vidueel om de gemoederen te peilen en te bewerken, later in
troepen van 20 tot 50 man, die zoo noodig door bedreiging tot
den afval opwekken. Zelfs dringen zij door tot de Andjera tus
schen Ceuta en Tanger, maar nun kaid Ibn Ali, nog steeds Spanje
getrouw, doet enkelen hunner grijpen en naar Ceuta voeren.
512
(37) Volgens Blasco Ibanez, Por Espana y contra el Rey, p. 79, zou de
maarschalk Lyautey, deze rede lezend, hebben uitgeroepen: „Ces chosesda.
on les fait, mais on ne les publie pas d'avance