275 m. nog altijd ongeveer 10°/00 wat nu nog niet zoo heel ongunstig is, al geef ik toe, dat op het oogenblik dat de schoten in de nabijheid van het doel komen te vallen de waarneming moeilijker wordt. Maar daartegenover staat, dat men in werkelijk heid niet op een dergelijk smal doel schiet of het moest dan een mitrailleur in een loopgraaf zijn, maar in dat geval hebben we toch nog de loopgraaf zelve om op waar te nemen. In de practijk zal men vaak wel met lastiger gevallen te doen hebben, aangenomen althans dat waarneming überhaupt mogelijk is. Voor het inschieten werd gebruik gemaakt van schokprojec- tielen, niettegenstaande de -j- schoten in een ravijn verdwenen en er werd begonnen op een te grooten afstand. De meest gebruikelijke weg is in zoo'n geval een inschieten met tijdvuur en of in dat geval die waarnemer ook zoo veilig had gezeten mag betwijfeld worden. Zooals men ziet, weer een zuiver vredesbeeld onder zoo gunstig mogelijke omstandigheden. Uit het vuur bleek, dat de kortste schoten 200 m. van den waarnemer vielen, dus zoowat 60 m. min. Dit komt vrijwel overeen met de LSso uit de schootstafel, welke op dezen afstand bedraagt 25 m. (2 X LS50 50 m.). Door dit vuur is dus aangetoond, dat de 7 cm. L/A „uit den oertijd" nog zoo slecht niet is. Aangeteekend moge nog worden, dat het voorden waarnemer mogelijk was om zoo dicht bij het doel te zitten, omdat de plaats van het doel bij dergelijke oefeningen nauwkeurig bekend kan zijn. In werkelijkheid zal dit niet altijd het geval zijn. De plaats van de eigen infanterie en van het doel zal men vaak slechts zoo ongeveer op de kaart kunnen aangeven en men kan dan zijn gegevens om het vuur te openen ten naaste bij goed berekenen tenminste als de kaart goed is. Maar op dit „ten naaste bij" en „als" komt het juist aan. Om tot de gegevens te komen, welke het afgegeven vuur heeft geleerd was dit vuur absoluut overbodig. Dit hadden we ook kunnen uitrekenen achter de schrijftafel met behulp van de schoots- tafelgegevens. Dit vuur heeft alleen bewezen, dat indien de omstandigheden waaronder een vuur wordt afgegeven gunstig zijn, dat beteekent dus rustige waarneming, goede bediening, zuivere richting, bij het schieten ook dezelfde gegevens kunnen worden verkregen, welke men bij het schootstafelschieten vond. Maar dat is niets nieuws en daarvan zal ook wel ieder overtuigd zijn; anders zou men niet kunnen schieten. Onze schootstafels zijn goed. Dit vredesvuur heeft m. i. dan ook niets geleerd, dat practisch eenig licht doet schijnen op het onderwerpelijke vraagstuk. Ook het vuur met 7,5 cm. Vd. leert ons niets daaromtrent. De resultaten waartoe men is gekomen waren ook langs theoreti- schen weg af te leiden geweest, zooals S. zelf aangeeft. Maar dan heeft dit vuur evenmin waarde voor mij als het voorgaande. 567

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 59