Meer succes hebben de emisario's bij de Beni Gorfet, Beni Sicard en Beni Iderhet geheele conglomeraat der Djebala komt in beroering en de hoofden wenden zich tot Raissouli met de vraag, of de tijd niet rijp is om de Spanjaarden in zee te drijven. „Zekerlijk", antwoordt de cherif, „ik ben het geheel met u eens en ik haat de Roumi's niet minder den gij, maar zij zijn sterk en wij zijn het nog niet genoeg. Hebt daarom nog wat geduld, ik moet partijgangers werven, het volk bewerken, opdat het ons steune en dan zullen wij den Roumi wegvegen. Maar om de aarze lenden te overtuigen en om munitie aan te schaffen, is geld noodig. Zijt gij tot den oorlog besloten, geeft mij dan geld." Op zijn beurt wijst het Spaansch bestuur den cherif op zijn ver plichtingen tot handhaving van orde en rust onder de Djebala en Raissouli haast zich te antwoorden, dat hij niets liever wil, maar dat zulks niet gemakkelijk is. „De gemoederen zijn sinds eenigen tijd in gisting, niets helpt beter dan geld om ze tot be daren te brengen, maar ik heb geen peseta meer. Ook heb ik geweren en patronen noodig om ze te toonen, dat ik sterk ben. Om de grap te voltooien zendt Raissouli bij het bezoek van Primo de Rivera aan Arzila zijn neef met eenige duizenden van Mausers voorziene volgelingen ter verwelkoming daarheen. Sedert Juni zijn de posten Hoj. en Koba Darsa aan deO.Lao ingesloten en is de communicatie langs den weg Tetouan Che- chaouen herhaaldelijk verstoord. De colonne Serrano, die de bedreigde posten langs de O. Lao tracht te bereiken, wordt be gin Juli door Kheriro met gevoelige verliezen teruggewezen. Nadat versterkingen uit Spanje zijn aangekomen slagen de colon- nes-Serrano en Grund erin de posten te ontzetten en berusten in dit succes, van een vervolging des vijands is geen sprake. Begin Augustus is men dan ook weer even ver, de posten ifartan op den linkeroever van de O. Lao en Tifarouine op het Oostfront ondergaan een geregeld beleg, de stammen der Djebala zijn niet meer te vertrouwen. Den 14den Augustus vergadert het Direc torium en men roept ten einde raad wederom de hulp in van Ecnevarieta om met den amrar in onderhandeling te treden (38), maar Don Gedeon voelt in de gegeven omstandigheden weinig voor die opdracht. Van de 80.000 man in Marokko aanwezig, 513 (38) Vergelijk pt. 17 van de Algemeene Instructie voor Commandanten van Colonnes en Patrouilles, dd. Koeta Radja, 15 Mei, 1902: Onderhandelingen met den Pretendent-Soeltan of met andere vijandige hoofden zijn verboden. Deze behooren zich onvoorwaardelijk te onderwerpen en zoolang zij zulks niet doen, is slechts één gedragslijn tegenover hen aangewezente trachten zich van hen meester te maken. De Instructie, dd. 26 Februari, 1912, voegt er nog aan toe: Aanbieding van onderwerping mag geen staking der vervolging tengevolge hebben, tenzij de C. M. Gouverneur daartoe last geeft. Zoeken zij aanraking, dan mag hun bij dadelijke onderwerping alleen lijfs behoud en, als daarvoor termen bestaan, herstel in hun vroeger gezag of ■waardigheid toegezegd worden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 5