Ik kan en mag niet aannemen, dat degenen die de grens van
300 m. hebben gesteld, absoluut onkundig zouden zijn geweest
van de eigenschappen van het kanon. Ongetwijfeld zijn ook zij
theoretisch tot dezelfde resultaten gekomen als S. en zullen zij,
als artillerist, ook zeker dezelfde resultaten bij schietoefeningen
hebben gezien. Maar dan moet er toch een grondige reden zijn
geweest waarom men die veel ruimeren grens heeft gesteld.
Die reden is m. i. dat men zich de harde lessen uit den
Europeeschen oorlog ter harte heeft genomen en in plaats van
naar theoretische gegevens, naar de werkelijkheid heeft gezien.
Maar die lessen beschouwt S. als „lang niet voor de meeste
gevallen van toepassing" en dat op grond van eenige zuiver theo
retische beschouwingen en berekeningen over vuren, afgegeven
bij een schietoefening.
Ik wil toegeven, dat de projectielen waarmede wij zullen moe
ten schieten aanmerkelijk beter zullen zijn dan die, welke men
vaak in den Europeeschen oorlog moest gebruiken (dP en di/i)
maar deze onderlinge afwijkingen in gewicht en vorm van de
projectielen bepalen niet alleen de ligging van een vuur. Zooals
reeds gezegd zijn er veie andere factoren als moreele invloeden,
slechte of in het geheel geen waarneming enz.
Daarbij komt nog, dat de uitspraak, dat er bij ons geen
schijn van kans is od een ontstaan van dVo niet juist is. Mij is niet
bekend of S. deze' uitspraak baseert op hem ter beschikking
staande officieele gegevens. Maar wel is mij bekend, dat er zelfs
bij het betrekkelijk gering aantal schoten dat er tot nu toe met
onze veldvuurmonden is gedaan reeds een dVo is ontstaan. Het
vraagstuk, hoe tot verbetering in dit opzicht te geraken maakt
reeds lang een punt van studie uit bij de artillerie. Ik kan geen
vrijheid vinden om bepaalde getallen te publiceeren, maar moet
mij beperken tot het vermelden van de feiten zonder meer.
Hoe of het dus met het uitschieten van de vuurmonden in oor
logstijd zal zijn is nu nog zelfs niet bij benadering aan te geven,
Ongetwijfeld zal men tot een bevredigende oplossing kunnen ko
men, maar in elk geval is het goed om ook t. a. hiervan niet al
1e optimistisch te zijn.
Het is nooit te voren aan te geven of die afstand van 300 in.
niet aanmerkelijk kan worden verkleind of wel zal moeten worden
vergroot. Art. 18 van het G. V. Mob. A. is al zeer ruim gesteld
en °geeft zonder iemand ook maar in het minst te binden, om
de gedachten te bepalen een maat van 300 m. Blijkt het, dat de
omstandigheden het mogelijk maken om dien afstand te verkleinen,
welnu dan zal de artillerie dat ook zeker doen, en de infanterie
krijgt in dat geval den steun, dien ze op het critieke moment
noodig heeft.
Kan het niet, dan zal men dien steun noodgedwongen moeten
ontberen, tenzij men over speciale kanonnen beschikt, welke door
de infanterie mee naar voren kunnen worden genomen om alsdan
568