aan den lijve moet ervaren dat de schoone beloften niet worden nagekomen, als instede van minder verliezen door 's vijands vuur, ook nog verliezen door eigen vuur worden geleden? Dan gaat het vertrouwen in de stem van de artillerie verloren en voorgoed. Veel gunstiger is het wanneer de infanterie in de practijk er vaart, dat, als nauwgezet wordt samengewerkt en zorgvuldig de verbinding in stand wordt gehouden, de artillerie aan gekoesterde verwachtingen beantwoordt, ja deze nu en dan zelfs overtreft. Ons voorschrift (G.V. Mob. art. punt 18) geeft aan dat, om de gedachten te bepalen, op vlak terrein, de artillerie, vurende op afstanden boven 2500 M., het vuur over eigen troepen kan voort zetten totdat die troepen ongeveer 300 M van het eindpunt van de baan zijn verwijderd". Dit gegeven zijnde, zal de infanterie zich in algemeenen zin daar op richten, ze organiseert daarop de beweging, de manoeuvre der kleinere eenheden bij de organisatie van haar vuur zal zij daarmede rekening houden. En de infanterie zal niet bedrogen uitkomen, want langdurige oorlogservaring heeft aangetoond dat het voor schrift juist althans bruikbaar is. Schrijver is het met het laatste niet eens en beschouwt het voorschrift dat de artillerie, haar vuur zou moeten staken of ver leggen als de infanterie tot op 300 M. van het eindpunt van de baan genaderd is als een lang niet voor de meeste gevallen toepasselijke les uit den Europeeschen oorlog getrokken. De gewraakte les is evenwel door alle ex-oorlogvoerenden ter harte genomen, we vinden haar tot uitdrukking gebracht in ver schillende buitenlandsche voorschriften. Zouden nu de samenstellers van de buitenlandsche voorschriften, zoo voorbarig zijn geweest in hunne conclusiën, dat deze zonder meer weerlegd kunnen worden aan de hand van de resultaten van schietoefeningen? Schrijver dezes is geenszins een verheerlijker van het klakkeloos overplanten van vreemde stekken in eigen bodem, doch wanneer het gaat om een zuiver technisch vraagstuk, wanneer dus eigen strategische, tactische en topografische omstandigheden er geen invloed op kunnen uitoefenen, is het wel geoorloofd, ja zelfs geraden om te luisteren naar ervaren leermeesters elders. Gezien evenwel 'schrijvers verdere betoog vermoeden we dat nu zal worden tegengeworpenneen maar in het buitenland zit men vast aan den stellingoorlog en wij hebben betere projectielen en minder uitgeschoten vuurmonden. We zullen deze mogelijke argumenten niet in details beschouwen, doch er iets anders tegenover stellen. De lezer kan dan zelf oordeelen. Het is een algemeen bekend feit, dat zoo men zich ergens tegen dan stellingoorlog keert en zich ten volle richt op den bewegingskrijg, dan is dat in Duitschland. We zochten daarom eens in de Duitsche militaire vakliteratuur naar beschouwingen, dit onderwerp rakende. 574

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 66