In een studie van de hand van een bekend Duitsch schrijver „de Generaal D. Feeser, getiteld „Vom Einfluszder Kriegserfah- rungen auf die Taktik der Artillerie" (Artilleristische Rundschau Februari 1928) lezen we, vrij weergegeven, het volgende: „De infanterie kan slechts dan verwachten door de artillerie „tot op het moment van de beslissing gesteund te worden, wanneer „zij verliezen door eigen vuur niet schuwt. „In de voorschriften van vóór den oorlog lezen we met betrekking „tot dit vraagstuk: „De infanterie moet er aan gewennen dat de „artillerie over haar heen schiet. Onder gunstige waarnemings- „omstandigheden zal het artillerievuur op de vijandelijke stelling „gestaakt moeten worden, wanneer de voorste liniën tot op 300 M. „van den vijand genaderd zijn". „Deze maatstaf bleek in den oorlog weldra onhoudbaar. Eens deels was ze te grootde infanterie verlangde van de artillerie, „dat zij den vijand in bedwang hield, tot zij zich met een sprong „van minder dan 50 M. op den vijand zou kunnen werpen. „Anderzijds was de afstand van 300 M. te klein, wanneer men „verliezen door eigen artillerievuur ten volle wilde ontgaan. Voor „deze mogelijkheid was goede waarneming minder beslissend dan ,,de grootte van de spreiding, welke in overwegende mate af hankelijk is van den afstand en van den terreinvorm. Dat de „halve dieptespreiding, ook zonder inachtneming van de gevechts- „spreiding dikwijls grooter is dan 300 M. kan met voldoende juistheid uit de schootstafels worden afgeleid. „Het huidige Ausbildungsvoorschrift für die infanterie geeft „een ander getal; n. 1.bij goed geleid en waargenomen „vuur van de artillerie beneden 3000 M. kan de infanterie tot "200 M. van het doel voorwaarts gaan. Deze opgave houdt nóg "niet voldoende rekening met de oorlogservaring. Beter zou het ",zijn klaar en duidelijk aan te geven onder welke omstandighe den de infanterie verliezen door eigen artillerievuur zal moeten "aanvaarden, wanneer zij geen afstand wenscht te doen van steun "tot op het laatste moment voor de beslissing. „Juist dergelijke ervaringen uit den oorlog worden het snelst „vergeten, omdat zij voor beide wapens iets pijnlijks hebben. „Die lessen veronachtzamen leidt bij een nieuwen oorlog tot „ontstemming tusschen de wapens, welke afbreuk doet aan het „wederzijdsche vertrouwen in de te bereiken resultaten. Hiervan Ihebben de eerste maanden van den oorlog treffende bewijzen „geleverd." Tot zoover deze Duitsche schrijver. We behoeven hiervan niets toe te voegen. De lezer leze na kennisname hiervan, punt 18 (1) en (2) van het G. V. Mob. A. aandachtig na. En als schrijver iets anders wil stellen inplaats van hetgeen ons G. V. Mob. art. in het hiervoor aangehaalde punt 18 zegt, laat hij dan steunende op ervaringen uit het werkelijk gevecht,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 67