wel naar een z. m. aaneensluitend vuurfront, juister nog, aaneen-
sluitenden gordel van vuur, maar in de eigenlijke frontlijn welke
geen recht, maar wel een grillig verloop heeft, treft men slechts
een gering aantal zich blootgevende levende strijdkrachten aan.
Het aaneensluitende vuurfront, de gordel van vuur, wordt ver
kregen door een goed georganiseerde samenwerking van
een groot aantal lichte automatische wapens meer naar voren
en zwaardere automatische wapens en infanterie geschut
meer achterwaarts, welker opstelling zich geheel aanpast aan
het terrein, nadat de plaatsen waar vuur gebracht zal moeten
worden zijn vastgesteld. Niet een lijn wordt bezet, maar een
strook, zij het dan dat deze laatste in den beweginsoorlog nimmer die
diepte zal verkrijgen als in den stelling-oorlog, met zijn geper-
fectionneerde voorbereiding. En wat den aanvaller aangaat, moet
men aan het begrip stormaanval een geheel ander karakter toe
kennen dan in den tijd waarin de automatische wapens hun ze
getocht nog niet waren begonnen. Het is geen linie meer welke
stormt, kleine gevechtsgroepen werken zich vooruit in de rich
ting van de door den tegenstander ter verdediging georganiseer
de terrein-strook en, als ze dicht genoeg genaderd zijn, maken
verschillende gevechtsgroepen zich achtereenvolgens meester
van terreindeelen. Dit moet wel is waar ook in verband met
elkaar plaatsvinden en met wederzijdsche ondersteuning, maar
het oude begrip stormaanval, dat toch min of meer gold voor het
geheel, behoort tot het verleden. Men zou kunnen spreken van
een reeks stormaanvalletjes. We vragen ons nu af, wie moet nu
dat, te voren afgesproken, sein geven en wannéér moet het
gegeven worden
De artillerie vuurt, ook nu nog zoo lang mogelijkvan dat
vuur maken de verschillende gevechtsgroepen groepjes gebruik
om terrein te winnen, zij sluiten als het ware zoo dicht mogelijk
op dat vuur aanom als dat vuur voor hen te gevaarlijk mocht
worden, te wachten tot het ophoudt of wordt verlegd. Dan
komt het terreinwinnen over de laatste paar honderd meterhet
geen geschiedt, gesteund door eigen middelen en dat geleidelijk
overgaat in den stormaanval. Het zullen evenwel dikwijls min of
meer incidenteele aanvallen zijn van kleine afdeelingen, welke
daarna nevenafdeelingen steunen om vervolgens z.m. weer voor
waarts te gaan, opnieuw te stormen, opnieuw te steunen en
gesteund te worden, totdat men zich in het terrein genesteld heeft.
Zoodra die min of meer verwarde periode van stormaanvallen
nadert moet noodwendig het artillerievuur op de voorste vijan
delijke afdeelingen worden gestaakt. Op grond van eventueel te
voren gemaakte afspraken geeft de steunende artillerie opvol
gende vuurconcentraties af, niet maar in den wilde weg op
willekeurige terreindeelen, maar op de meer achterwaarts gelegen
vijandelijke doelen welke de eigen voorste troepenafdeelingen
in hunne bewegingen hinderen.
577