Ook is het niet zoo vreemd dat, zoodra de terreinwinnende
gevechtsgroepen tot op een 300 M. (om de gedachten te bepalen)
van de voorste weerstandkernen van den tegenstander genaderd zijn,
de eigen artillerie haar vuur meer achterwaarts verlegd. Immers meer
achterwaarts bevinden zich de vijandelijke mitrailleurs, infanterie-
geschut e. d., welke groot gevaar opleveren voor de eigen afdee-
lingen. Vooral onze zwakke artillerie zal haar handen vol hebben
en haar caissons leeg kunnen schieten, op die zeer gevaarlijke
doelen. De infanterie moet vertrouwd zijn met de idee, dat zij in
dit stadium met haar eigen middelen (licht een zware automatische
wapens en infanterie geschut) moet afrekenen met de dichtst bij
zijnde vijandelijke afdeelingen en dat de artillerie haar vuur richt
op de meer achterwaarts gelegen doelen zooeven genoemd.
Aan de artillerie is het om vuur te brengen op de punten,
waarop de infanterie vuur vraagt, aan de artillerie is het om de
verbinding zoo te verzorgen en haar waarneming zoo te verzeke
ren dat de infanterie zich gesteund voelt en gesteund ziet. Aan
de infanterie is het om de plaats waar zij zich bevindt en haar
wenschen kenbaar te maken aan de artillerie, om van het afge
geven artillerievuur partij te trekken, om eventueel zoo dicht
mogelijk op dat vuur aan te sluiten, desnoods met aanvaarding
van eenig risico om getroffen te worden door eigen artillerievuur.
We concludeeren voor wat het onderhavig deel van schrijvers
betoog betreft, dat voor de beantwoording van de vraag, hoe
steunt ons de artillerie, we ons niet zonder meer mogen wagen
terug te wenschen hetgeen vroeger is vertoond, maar dat we ons
eerst goed moeten indenken, hoe strijdt de infanterie met haar
moderne hulpmiddelen, daarnaast komt de vraag, wat kan de
artillerie doen gezien de technische eigenschappen van haar
vuurmonden en wat daartoe behoort, om ten slotte na te gaan
in hoeverre, in verband met de verschillende factoren welke zich
onverbiddelijk op het gevechtsveld doen gelden, door de artillerie
kan worden tegemoet gekomen aan de nooden en behoeften van
de infanterie.
Eindelijk keert schrijver zich tegen een zinsnede van art. 152
van het A. T. V.
Schrijver kan n. 1. weinig gevoelen voor een star vasthouden
aan de door ons gecursiveerde zinsnede.
Hiermee zal ongetwijfeld een ieder met den geachten schrijver
instemmen, al ware het alleen al omdat het A. T. V. zelf zegt
(zie voorbericht)
„Het spreekt van zelf (cursiveering van mij, C.), dat in die
578
De gewraakte zinsnede luidt
De in de voorste lijn (van den verdediger) opgestelde geweermitrailleurs,
moeten er vooral tegen waken, zich ontijdig te verradenzich scherp aftee-
kende opstellingen moeten daarom worden vermeden, terwijl het vuur in het
algemeen eerst behoort te worden geopend op het tijdstip, dat de vijandelijke
artillerie, ter wille van de veiligheid van de aanvallende infanterie, haar vuur
moet verleggen.