beschuit was licht en dus gemakkelijk mede te nemen, maar
geweldig hard en moeilijk te verteren. Aan het einde van het
Romeinsche tijdperk werd ook van tijd tot tijd vleesch en
groente verstrekt. De soldaat kreeg ten slotte 2 maaltijden per
dag, een middagmaal om ongeveer 12 uur en een avondmaal om
ongeveer 4 uur n. m., terwijl op gevechtsdagen vóór het uitruk
ken gegeten werd. De legeraanvoerders, zelfs de latere keizers,
aten openlijk het soldatenvoedsel mede, teneinde op het punt
van soberheid een goed voorbeeld te geven. In later tijden
bleven de soldaten niet meer in kampen bijeen, doch werden ze
ingekwartierd, terwijl ze hun geheele soldij in geld ontvingen.
Daardoor ging deze eenvoud meer en meer verloren, totdat
Scipio Afrikanus de Jongere gedurende den 3den Punischen
Oorlog ingreep en den marketenders verbood andere dan een
voudige, voor den soldaat geschikte levensmiddelen te verkcopen.
De gewone drank was de z. g. posca, water met wijnazijn
vermengd. Later werd echter ook wijn op bagagewagens of
draagdieren meegevoerd, ja, onder de keizers beschouwde men
den wijn als een der meest noodige levensbehoeften voor den
soldaat.
De Romeinen vertrouwden niet op eventueele hulpbronnen
in het operatiegebied, doch voerden de levensmiddelen aan. Bij
elk leger was een z. g. Questor, een intendant ingedeeld, die
tevens in de veroverde streken als belastingheffer optrad. Deze
richtte op bepaalde punten groote magazijnen op, die in graan-
arme streken door aanvoer uit Rome werden aangevuld. Dit
ging goed, zoolang het vervoer over zee kon plaats hebben.
Het toenmalige Europa was echter arm aan trek en draagdieren,
terwijl de wegen zeer slecht waren, zoodat het vervoer over land
nogal eens moeilijkheden met zich bracht, vooral toen de veld
tochten door de uitbreiding van het Romeinsche Rijk zich steeds
verder gingen uitstrekken. Men liet dan ook zooveel mogelijk
door den soldaat zelf dragen, teneinde de legertros zoo klein
mogelijk te houden. Ongeacht de wapenen bedroeg het gewicht
van de bepakking der Romeinen meer dan 30 kg.Behalve den
mondvoorraad voor 15 of meer dagen droeg de soldaat o.m. een
mand met kleeding, een beker, eenig kookgerei, een zaag, een
bijl en een spade. Ten tijde van het verval werd de trein echter
steeds grooter, totdat deze tenslotte grooter dan het leger was.
Uit het bovenstaande volgt, dat reeds de Romeinen voor de
verpleging volgens een bepaald systeem te werk gingen. Hunne
krijgskundigen schilderen den honger als het ernstigste kwaad,
dat een leger bedreigen kan. En daar de Romeinen meestal
vochten tegen volkeren, wier taal en zeden hun volkomen on
bekend waren, een omstandigheid, die het opsporen van voor
raden op het oorlogs tooneel zeer bemoeilijkte, laat het zich hoo-
ren, dat hun veldheeren de verplegingsmogelijkheid niet van deze
voorraden lieten afhangen. Vandaar het oprichten van magazijnen,
587