Het fourageeren evenwel, dat ondanks de vijandige stemming
onder de bevolking tot dusver nogal vlot van stapel geloopen
was, werd steeds moeilijker. Toen op zekeren dag een der legioenen
het kamp verlaten had teneinde de noodige levensmiddelen bijeen
te brengen, werd het door de Britten omsingeld en zoodanig in
het nauw gebracht, dat Caesar met de rest haastig te hulpmoest
komen. Door zijn doortastend optreden gelukte het hem de
vijandelijke overmacht te verslaan, maar hij mocht van geluk
spreken, dat de vijand met hem onderhandelen wilde, zoodat hij
zich weer tijdig naar Gallië kon inschepen. Had hij den strijd
nog langer moeten voortzetten, dan zou zijn leger ongetwijfeld
van gebrek omgekomen zijn. Zoo was de eenige veldtocht, waar
bij Caesar tegen zijn gewoonte in nagelaten had afdoende voor
bereidingen voor de verpleging te treffen, en de verbinding met
de basis te verzekeren, hem bijna noodlottig geworden.
De tweede expedie naar Engeland werd door Caesar dan ook
deugdelijk voorbereid. Terwijl hij toen met 5 legioenen en 2000
ruiters naar Engeland overstak, liet hij ter beveiliging van zijn
basis, de Noordkust van Gallië met de haven Itius (gelegen nabij
het tegenwoordige Boulogne), 3 legioenen met 2000 ruiters achter.
De bevelhebber van deze macht had tevens tot opdracht levens
middelen bijeen te brengen, magazijnen op te richten en de ver
binding met het landingsleger zoo goed mogelijk te onderhouden.
Men ziet, dat Caesar de bij de eerste expeditie ontvangen les ter
harte had genomen.
Ook in later tijden werd door de Romeinsche veldheeren aan
de verpleging steeds de noodige aandacht gewijd. Geleidelijk
aan werd ze echter overgelaten aan vrijgelatenen en slaven, waar
ze in slechte handen was. Het gevolg hiervan was dan ook, dat
het leger sterk in verval geraakte, hetgeen, gepaard aan de ver
wording van het geheele volk, het Romeinsche Rijk ten slotte
ten val zou brengen.
De Middeleeuwen.
Na de volksverhuizing en den val van het Romeinsche Rijk
biedt Europa een beeld van wanorde, waarin voor geregelde
legers geen plaats is. Aan Karei den Grooten gelukte het tijdelijk
eenige orde in dezen chaos te brengen. Door hem werd inge
steld de z. g. heerbaan, een wet, waarbij een ieder verplicht
werd öf te dienen öf belasting te betalen. Het leenstelsel ont
stond, waarbij de leenmannen verplicht waren den leenheer met
een bepaald aantal strijdbare mannen bij te staan. Men dacht in
die tijden een groot leger geschapen te hebben, als men slechts
de benden der leenmannen, die tot op zekere hoogte onafhan
kelijk en lang niet altijd betrouwbaar waren, bijeenvoegde, zonder
behoorlijke eenhoofdige leiding, laat staan voldoende zorg voor
de verpleging. De krijgslieden leefden eenvoudig van hetgeen er
op het oorlogstooneel te plunderen viel.
589