richtmiddelen, enz.) kan aangenomen worden, dat bij de 7.5 cm.
Vd. en 7.5 cm. Bg. een 50% afwijking van 40 a 50 m. wel zal
voorkomen.
Op de zelfde wijze werkend kan ook de 50% afwijking worden
bepaald voor de zijdelingsche ligging van de gemiddelde trefpunten,
evenals van de ligging der gemiddelde springpunten bij tijdvuren,
daarbij voor nieuw in te schakelen factoren een bepaalde aan
nemelijke waarde in rekening brengend.
De berekening is hiervoor niet verder doorgevoerd. Ze zijn een
voudig te maken. Ook hierbij is dan weer in te zien, dat hoewel
een enkele %o in springhoogte foutief bij tijdvuren niet zoo'n
groote invloed zal hebben op de uitwerking, vooral, daar geen
constante S. H. of constant interval meer de grondslag vormt in
de nieuwe schootstafels, toch nog de fouten aanzienlijke afmetingen
kunnen aannemen.
Het V. S. A. voorziet wel in het feit, dat, daginvloedcorrecties
ten spijt, de uitwerkingsvuren op een voor den richthoek foutieve
grondslag geopend kunnen worden en wel door de grenzen voor
een dergelijk af te geven vuur, na volledige voorbereiding, 50 m.
uit te breiden. Indien dus zou blijken, dat inderdaad de spreidingen
in de trefpunten afmetingen van berekende grootten aannemen,
zal toch nog een zeker percentage van de vuren geen of weinig
uitwerking hebben. Dit laatste is ook wel in den grooten oorlog
gebleken.
Dat ook fouten in zijdelingsche richting en in S. H. worden ge
maakt, daarin voorziet het V. S. A. niet (behalve dan bij richting
met het kompas) en blijkbaar wordt dit punt aan het inzicht der
vuurleiders overgelaten.
Toch zal het aanbeveling verdienen erop te wijzen, dat niet in
één richting, doch b.v. bij tijdvuren in de ruimte moet worden
gespreid, zoodat, teneinde de kans op uitwerking te verhoogen,
een uitwerkingsvuur b.v. met G. K. T. niet steeds met de zelfde
S. H. behoort te worden afgegeven.
Over de wijze van toepassen nog het volgende.
Indien een lineaal een aflezing tot op y2 mm. toelaat zal niemand
met dit instrument metende op de uitkomsten correcties gaan toe
passen tot op b.v. 0 1 mm. Toch zien we bij het schieten deze
fout wel dikwijls maken.
Bij het schieten hebben we te maken met een instrument, dat
bestaat uit de combinatie vuurmond en schootstafel en op dat in
strument moeten we geen correcties toepassen, die daarmede niet
te verwerken zijn.
Een vuurmond kan nu eenmaal niet nauwkeuriger werken dan
tot op /2 a 1%0. Maar bovendien moet in de voornaamste plaats
bedacht worden, dat een absoluut juiste schootstafel niet bestaat.
Deze verkregen uit trefpunten van een beperkt aantal series van
596