dat men in verband met de tactische omstandigheden de beschikbare
munitiehoeveelheid moet verdeelen in:
a. een deel, dat door de secties, op eigen initiatief, op gelegen
heidsdoelen kan worden verschoten;
b. een deel, dat alleen gebruikt wordt, voor uitvoering van op
drachten van den bat. cmdt. (grootste deel).
c. een deel dat als reserve wordt beschouwd en alleen bij toestem
ming van den bat. comdt. of van den comdt. v.d. mitr. Com
pagnie mag worden aangesproken. (Een mogelijke verdeeling
van de 6000 a 7000 patronen per mitr. bij het strijdend ge
deelte aanwezig, zou kunnen zijn: 2000, 3000, 1 a 2000).
Evenmin mag de afstand tot de voorste lijn onnoodig worden
vergroot; hier stellen vooral de verbindingen
een onherroepelijke grens.
Natuurlijk moeten die verbindingen weer beschouwd worden
in verband met het optreden der mitrs. t/o van de voorste lijn. In
vorige punten gaven wij reeds aan, dat de afstand der mitrs. tot
de voorste lijn voor alle mitrs. noch constant, noch gelijk is en dat
die mitrs. in verband met het optreden in het gevecht, verdeeld
konden worden:
a. in een deel, dat door omstandigheden, vrij dicht achter de
voorste lijn is opgesteld.
b. een deel, dat, door zoo lang mogelijk in stelling te blijven
staan, een grooteren afstand tot de voorste lijn heeft gekregen;
c. mitrs. van ondersteuningsafdeelingen, die meer als mitrs. voor
speciale opdrachten, de bataljons in le en 2e linie steunen en
in minder innig verband met de voorste lijn optreden.
Hieruit volgt, dat de eischen aan de verbindingen te stellen, ook
verschillend zullen zijn. Bij geval ad c., zal men minder van de
verbindingen (verband met de voorste lijn) kunnen eischen en
behoeven te verlangen, dan in de gevallen ad. a en b genoemd.
Echter, het min of meer echelonsgewijze optreden van de zw.
mitrs., dat in de practijk automatisch ontstaat, mag niet ontaar
den in het eenvoudige rekensommetje, dat de afstand tusschen die
echelons zoo groot mag zijn, dat de terreindeelen, die men in ver
band met de dracht der zw. mitrs. beheerscht, aan elkaar grenzen,
waardoor doorloopende steun gewaarborgd zou zijn.
Want tusschen „theoretisch een terreindeel kunnen beheerschen in
verband met de mogelijke drachten", en „praktisch kunnen bevuren"
van een punt, dat door de inf. wordt aangegeven, op een tijdstip
ter keuze van die inf. is een enorm verschil. Voor het laatste is
noodig, dat men tijdig weet wat de inf. wil, en dat de gewenschte
uitwerking binnen een bepaald (meestal kort) tijdsverloop kan
worden verkregen. M. a. w.:
Niet de dracht der zw. mitrs, doch het
t ij dig kunnen geven, wat gevraagd wordt,
634