art Ï44 St33t dUS met Z'jne §roeP niet onder de (2)' bevelen van den infanterie-commandant; slechts bij uitzon- O.V. dering kunnen deelen van deze artillerie onder de betrokken Mob.A inf.-comdt. worden gesteld. Een van deze uitzonderings- 50 (1) gevallen doet zich voor, wanneer de terreinsgesteldheid0er bij de verdediging toe dwingt, enkele stukken geschut in eerste linie op te stellen. Dergelijk geschut komt dan onder de bevelen van den betrokken inf.-commandant. De bestrijding der artillerie geschiedt in beginsel door andere batterijen, welke altijd onder bevel van den artil lerie-commandant blijven. De commandant van een der gelijke groep ontvangt zijn opdracht weer van den A. A.C., welke opdracht weer is vastgesteld door den A. B. den A. A. C. gehoord. Uit de in het voorgaande besproken bevelsverhoudingen kan reeds blijken, dat slechts de A. B., doch ook hij alléén, de volle beschikking heeft over de artillerie en dat voorts, alléén bij hooge uitzondering, hij deelen van deze artillerie geheel uit handen zal geven. Dit principe, neergelegd in onze voorschriften, strookt volkomen met de noodzaak, dat wij met onze betrekkelijk zwakke artillerie-macht, met tevens een beperkte munitie- voorraad, zeer zuinig en economisch moeten omspringen. Immers kan géén bevelhebber ooit zeggen, hoe het verloop van het gevecht zal zijn en kan dus ook niet bij den aanvang daarvan tot volkomen afstand doen van dee len van zijne artillerie overgaan. Deed hij dat wel, dan zou het zeer waarschijnlijk kunnen zijn, dat een gedeelte der artillerie vrijwel werkeloos bleef, terwijl op een ander deel van het gevechtsfront men artillerie tekort kwam. Bovendien zou de A. B. ten slotte voor het beslissende moment over te weinig of géén artillerie meer kunnen beschikken, terwijl juist dan op een bepaald deel een maximum van vuurmonden gewenscht ware. arfTms <~*ns A. T. V. gaat zelfs, en terecht nog verder, waar er 'de aandacht op wordt gevestigd, dat het streven om elke strijdende inf.-afdeeling steeds met artillerievuur te onder steunen, ontijdig en nutteloos verbruik van krachten in de hand werkt. Resumeerende moet dus de infanterie commandant wél bedenken, dat zijne afdeeling lang niet altijd behoeft te worden gesteund door artillerie en dat zelfs, wanneer hem dien steun is toegezegd, hij daar niet bij eik gevechtsmo ment op mag rekenen. Dit kan, óók om een andere hierna te noemen reden, uitdrukking vinden in een bevel door, behalve een hoofd taak, tevens een neventaak voor de betreffende artillerie- groep aan te geven. 658

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 42