plaats te doen treden van genie- en kampementskoelies c. q geniewerklieden bij Gewoon-onderhoud en Nieuwbouw, daar hiervoor vrijwel overal zooveel mogelijk dwangarbeiderskrachten worden gebezigd. Verder zal het inlijven van de te werven dragers als een bij zonder soort militair zonder meer, zooals de heer Visser het zich voorstelt, waarmede zij dan vanzelfsprekend aan de krijgs- tucht zouden zijn onderworpen, m. i. absoluut onvoldoende zijn of de organisatie zou zoodanig dienen te worden opgezet, dat de nieuw aangeworven dragers, op Java, bij den aanvang van hun diensttijd een nader vast te stellen opleidingsperiode door maken, waarbij zij geheel aan de militaire discipline en de van hen verlangde diensten worden gewend dus weten wat hen te wachten staat. Immers worden de aangeworven dragers direct opgezonden naar de verschillende posten op de Buitengewesten, dan zal daar de opleiding moeten plaats hebben, waarbij het groote risico, dat ze na het doorloopen van deze opleiding er op zijn Jan fuselier's uitgedrukt „tachtig van hebben", en zoo gauw mogelijk na afloopen van hun verband, zoo al niet eerder, „de beenen nemen". Gevolg hiervan zal zijn, dat de detachementen steeds met een groot gedeelte „dragers in opleiding" zullen zitten en slechts over een betrekkelijk gering aantal goed geoefende en getrainde dragers zullen kunnen beschikken. Hoe zullen de betrokken detachement-commandanten op Atjeh hierover denken Weliswaar zal zulks niet zoo'n groot bezwaar zijn voor de Gewesten waar alles rustig is, maar dat kan verkeeren en dsn Ook zal'het' bezigen van de z. g. militaire dragers verschillende employementen, die thans door militairen vervuld worden, voor de Buitengewesten slecht in toepassing te brengen zijn, aange zien daar slechts de allernoodzakelijkste door militairen (kastelein M. S kleer-schoenmaker en toekang-goedang) worden vervuld en hierbij een vervanging (bij toerbeurt) door de in te voeren dragers uitgesloten moet worden geacht. Ik wil mijne korte beschouwing besluiten met de hoop uit te spreken, dat een ieder het met mij eens zal zijn, dat getracht dient te worden, zoo eenigszins mogelijk, de betrokken Autori teiten ervan te overtuigen, dat toepassing van het laatste woordje van het onder III aangehaalde spreekwoord, afstel dus, wel de beste oplossing zal zijn voor het, bij intrekking van de te werk gestelde veroordeelden bij het Leger, gerezen vraagstuk: „Dragers voor de Marechaussee en Infanterie op de Buitengewesten Samarinda, 13 Mei 1929, 669

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 53