Ook aan de kleeding der troepen werd door Gustaaf Adolf de-
noodige aandacht gewijd. Hij voorzag zijn leger van pelsjassen,
een dubbel stel kousen, n. 1. een paar wollen en daaroverheen
een paar lakensche, en waterdichte Russische vetlaarzen. Zoo
waren de troepen tegen weer en wind bestand en behielden ook
gedurenden den winter hun beweeglijkheid, terwijl de slecht ge-
kleede Keizerlijke troepen gedwongen waren hun winterkwartie
ren te betrekken. Door het roekelooze verwoesten van het ope-
ratietooneel hadden deze tevens zichzelf van alle hulpbronnen
beroofd. Concentratie van hun krachten gedurende den winter
was daardoor onmogelijk en de Zweedsche Koning werd in staat
gesteld de keizerlijke kwartieren stuk voor stuk te nemen, zoo
dat hij aan het eind van den winter bijna geheel Pommeren in
zijn bezit zag en dat, terwijl hij wat getalsterkte aangaat, verin
de minderheid was.
Het volgend jaar (1631) echter kreeg Gustaaf Adolf geldge
brek een kwaal, waaraan de toenmalige vorsten nogal eens
leden. Al gauw moest de Koning, om het verhongeren van zijn
leger te voorkomen, tot requisitie overgaan, welke vorderingen
echter slechts onder leiding van het opperbevel mochten plaats
hebben. Toen evenwel de opbrengst der requisites ook schaar-
scher begon te worden, werd de cavalerie ontevreden en sloeg
aan het plunderen, waarmede ze niet alleen de ingezetenen ten,
gronde richtte, doch ook zichzelf verder van de laatste hulpbron
nen beroofde. Tengevolge hiervan was Gustaaf Adolf gedwongen
ernstig over een voor hem zeer nadeeligen terugtocht te gaan
denken. Gelukkig zag hij kans bij Breitenfeld een overwinning
te behalen (7 September 1631), waardoor hij de beschikking
kreeg over nieuwe hulpbronnen en zijn leger voor den onder
gang behoed werd.
Na de verovering van Mainz krijgt hij echter opnieuw met
geldgebrek te kampen. Eigenaardig is het, dat hij hier zijn troe
pen liever tot plundering laat overgaan, dan aan de veroverde
streken een oorlogsschatting op te leggen, hetgeen voor de inwon-
ners heel wat minder nadeelig geweest zou zijn. Politieke over
wegingen waren hier niet vreemd aan. Hij vreesde n. 1., dat de
bevolking hem tengevolge van de belastingheffing ongunstig gezind
zou worden, terwijl de roof en plundering buiten zijn goedvinden
plaats hadden en hem daarom waarschijnlijk minder kwalijk
genomen zouden worden.
Gustaaf Adolf heeft dus, althans voor dien tijd, zeer goed voor
het onderhoud van zijn leger gezorgd, waarbij hij een sterke voor
keur voor het magazijnstelsel aan den dag legt. Slechts bij uitzon
dering gaat hij over tot requisitie of aankoop op het oorlogstooneel.
Toen Gustaaf Adolf op 6 November 1632 gesneuveld was,
keerden de oude toestanden echter weer in het Zweedsche leger
terug. De Generale Staf verdwijnt spoorloos, voor de verpleging
wordt niet meer gezorgd, met de voorbeeldige discipline is het
671