gedaan, kortom het leger verandert weer in een ordelooze bende, die roovend en plunderend door het land trekt. Belangwekkend in dezen veldtocht is het uit politieke over wegingen ontzien der burgerbevolking. Als zijn verplegingsmaatre- gelen te kort schieten laat Gustaaf Adolf zijn leger liever gebrek lijden dan de bevolking lasten op te leggen. Dit doet ons onwillekeurig aan de omstandigheden hier te lande denken. Zullen ook wij bij een eventueelen oorlog op Java niet terdege met de belangen der inlandsche bevolking rekening moeten houden? Immers in een koloniaal gebied is er als regel weinig voor noodig om een vijandige stemming tegen den over- heerscher te veroorzaken. Temeer, daar onze tegenstander ver moedelijk reeds al het mogelijke daartoe in het werk zal stellen. Niet alleen zullen we niet zoodanig van het land mogen leven, dat de bevolking daardoor gebrek lijdt —zooiets is volgens de tegenwoordige opvattingen ook elders niet geoorloofdmaar we zullen er zoo veel mogelijk voor dienen te waken, dat door requisities en dergelijke maatregelen geen noodelooze verbittering ontstaat. Zelfs de verpleging van ons kleine leger vereischt daar toe m. i. een grondige kennis der beschikbare hulpbronnen en behoeften der bevolking, opdat de lasten zooveel mogelijk naar vermogen verdeeld en daardoor minder drukkend worden. Wallenstein. Van een geheel andere mentaliteit getuigt in dezen oorlog de opvatting van Wallenstein. Als deze den Duitschen Keizer zijn hulp aanbiedt, zegt hij o.a.: „20000 würden wir vor Hunger sterben, ich will mit 50000 Mann in's Feld rücken, das sind Gehtilfen, mit denen ich in allen Landern brandschatzen kann!" Hij komt er dus openlijk voor uit, dat hij van plan is, zijn leger ten koste van het oorlogstooneel te laten leven, ja, bij de samenstelling van zijn leger vraagt hij zich niet af, hoe sterk dit moet zijn om den vijand te kunnen verslaan, maar wel, hoe veel man hij noodig heeft om te kunnen brandschatten! Toch onderscheidt Wallenstein zich in zooverre van zijn tijdgenooten, dat hij plundering weert en de requisities behoorlijk leidt. En, hoewel hij bij voorkeur die streken opzoekt, die het leger zoo lang mogelijk kunnen voeden, laat hij de verpleging toch niet geheel aan het toeval over. Als hij bet voor de bewegingsvrijheid van het leger noodig oordeelt, laat hij voorraden van elders aanvoeren en soms zelfs magazijnen oprichten. Hij ziet er even wel niet tegen op den bewoners van een bezette streek, ook al is hij in ejgen land, een drukkende oorlogsschatting op te leggen. Voordat Gustaaf Adolf zijn inval in Duitschland doet, treedt Wallenstein echter af tengevolge van een meeningsverschil met den Duitschen Keizer. In de periode, die nu volgt, komt eerst duidelijk aan het licht, wat Wallenstein als legeraanvoerder 672

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 56