7. SCHIETEN OVER EIGEN TROEPEN DOOR DE ARTILLERIE.
door
H. Th. VAN GOOR,
Majoor der Artillerie.
Naar aanleiding van de beide artikelen over dit onderwerp
in aflevering 6 van het I. M. T. begin ik met een dankzegging
aan de beide schrijvers voor de aandacht die zij hebben willen
besteden aan mijn artikel in het April-nummer.
Reeds in Januari hield ik over genoemd onderwerp een voor
dracht voor het garnizoen Malang en mocht ik na een lang debat
de geopperde tegenwerpingen ten aanzien der door mij voor
gestane ideeën overwinnen. Ik heb dan ook geen oogenblik ver
wacht, waar het gesproken woord veelal meer overtuigend is,
er in eens in te zullen slagen met mijn artikeld een ieder die
overtuiging bij te brengen. Gaarne zal ik daarom van de gast
vrijheid van de redactie gebruik maken van mijn standpunt nader
toe te lichten.
Ik zou dus willen beginnen met den Kapitein E. T. Koppen
te beantwoorden, die bezwaren tegen mijn artikel hoofdzakelijk:
van technischen aard inbrengt.
Het is niet de eerste alinea van punt 18 G. V. Mob. A. die
ik heb aangevallen, die is in haar algemeenheid volmaakt juist.
Het is alleen de tweede alinea, waar om de gedachten te bepalen
voor een bepaald geval, n. 1. boven 2500 M. in horizontaal terrein
bij loodrecht overschieten, gezegd wordt dat het eindpunt van
de baan ongeveer 300 M. van de eigen troepen verwijderd moet
zijn. Hier lezen we dus een imperatief voorschrift, dat bij oefenin
gen in het terrein en op de kaart tot veel misverstand aanleiding
geeft. Herhaaldelijk en lang niet door de eersten den besten
wordt daaruit geconcludeerd, dat de artillerie altijd op 300 M.
van de eigen troepen haar vuur zou moeten staken of verleggen.
Mijn geachte tegenstander is de meening toegedaan dat het
woordje „moet" niet bindend is en men uiteraard indien door
de omstandigheden toelaatbaar in deze meest ongunstige om
standigheden van vlak terrein en loodrecht overschieten die afstand
van 300 M. mag verkorten.
Ik zou, waar mijn geheele betoog geen andere strekking had
dan front te maken tegen een te bindend beschouwen van dat
voorschriften kapitein Koppen dat zelfde verdedigt, hier mijn ver
weer kunnen eindigen ware het niet dat het verdere deel van
677