zijn artikel niet direct op instemming wijst, al zijn we het wat de uitkomst betreft dan ook eens. S. ziet een groot verschil in een vuur bij een schietoefening en een uitwerkingsvuur als oorlogshandeling. Ik zie daarin ook een groot verschil, maar toch in een ander opzicht als kapt. K. dit beschouwt. Op het schietterrein volgen steeds maar richtingscommando's op elkaar en dikwijls het vol gende tegengesteld aan het voorgaandevoorts zijn er comman danten die den richter op zijn vingers kijken a. a. Bij de vuursoort waar het in dit speciale geval om gaat, n. 1. een vuursoort ten doel hebbende den verdediger bij voortduring te dwingen zijn hoofd onder de dekking te houden, is het tem po zeer rustig (2 tijdelijk 4 schoten p. m.) omdat het lang vol gehouden moet worden en dat steeds met dezelfde vuurgegevens. De richter doet dan niets ansder als de libellen in laten spelen en dat doen de richters zoo automatisch, dat het hun zelfs moeite kost om het te laten. (b. v. bij directe richting). Dit dus wat de factor tijd betreft. Wat de moreele invloe den aangaat zal het met de artillerie, waarvan de opstelling niet nauwkeurig bekend is, wel losloopenals ze ontdekt is en onder vuurconcentratie komt, dan schiet ze niet, maar het personeel verdwijnt tijdelijk in de dekkingen of buiten de bevuurde zone. En nu komt de oorlogsspreiding. Oorlogsspreiding voor artil lerie is een begrip, dat dagteekent uit den tijd van de directe richting. Waar we achter het schild zitten te mikken op een klapper boom en de G. Kn. automatisch getempeerd worden, zou het n. m. m. aanbeveling verdienen in het vervolg alleen nog maarte spreken van batterijspreiding. Alhoewel ik bij de talrijke vuren, welke ik in de practijk heb mogen waarnemen nooit eenig belangrijk verschil heb kunnen ont dekken in de gemiddelde dracht der drie stukken van een bat terij, wil ik een oogenblik aannemen, dat de batterijspreiding 1% maal de spreiding van de schootstafel zou zijn. Wanneer men nu de berekening neergelegd in de bijlagen van mijn eerste artikel met 11 /2 maal grooter spreiding uitvoert, zal men zien hoe weinig verschil dit maakt op de in aanmerking komende vuurafstanden. Spreidingen van 2 a 3 maal de waarde uit de schootstafel kunnen alleen voorkomen bij zeer verouderd geschut en bij vuurmonden waar een ongelukje mee gebeurd is en die men, al worden ze dan benut voor oefening in vredestijd, bij een eventueele mobilisatie zal vervangen (b. v. door een reserve vuurmond), omdat men door ze ingedeeld te laten het vuur van goede batterijen zou bederven. Het gebruik van een dergelijk slecht schietend kanon zou ook geen zin hebben, daar men eerder gebrek zal hebben aan munitie dan aan vuurmonden. Zie „Ia contrabatterie" Gen. Faugeron, R. A. Juli 1927. 678

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 62