beschouwen. Overigens voor de zooveelste maal als Kapt. K. schrijft: „Blijkt het, dat de omstandigheden het mogelijk maken om dien afstand te verkleinen, welnu dan zal de artillerie dat ook zeker doen, en de infanterie krijgt in dat geval den steun, dien ze op het critieke moment noodig heeft blijkt het dat in het wezen van de z-aak onze inzichten niet ver uiteenloopen. Maar dan zeg ik nogmaals, waarom dan dat getal van 300 M„ waarom de infanterie, als ze in de verdediging moet, in de waan te brengen, dat ze bij nadering van den aanvaller binnen 300 M. geen art. vuur meer zal krijgen en daardoor de verdediging in richten op een foutieven grondslag. De opmerking over de gevoelige buis, waarmee in de voorschrif ten geen rekening zou zijn gehouden, doet m.i. weinig veranderen aan het feit dat de werking van de lichte granaat toch nog een plaatselijke blijft. Het gestelde omtrent daginvloeden en artilleristischen afstand, vond hierboven reeds weerlegging door de wijze waarop de artil- leriesteun bij den aanval volgens mijn inzicht moet plaats hebben. Als substituut voor een goede verbinding heeft men noodgedwongen altijd nog de liaison horaire. Het aangehaalde uit het W. J. '28 dekt ook al weer mijn beschou wingen kort samengevat: „wel schieten kort voor de eigen troepen, maar alleen als het vuur reeds geregeld is, niet als nog moet worden ingeschoten". Het laatste met de restrictie: „tenzij de verbindingen en de waarneming goed in orde zijn." Immers wordt opgegeven 200 a 250 M. En in Nederland is uit den aard der zaak ook gerekend op particuliere aanmaak van projectielen, wat bij ons niet hoeft. Men moet het ook niet beschouwen als een nieuw idee dat ik geef, omtrent die lang volgehouden steun; men sla op Mavors '27 blz. 120 Samenwerking tusschen Inf. en Art. Men vindt daar voor veiligen afstand bij opstelling van de eigen artillerie achter de infanterie op 2000 M. 200 M.; zijn eigen troepen gedekt 150 M. Echarpeerend tijdvuur beneden 4000 M. 60 M. Verdediging: zelfde jaargang blz. 100, art. vuur moet 100 M. voor de eigen infanterie blijven. Maar nu gaan we over tot het artikel van Kapt. Cox. Met het eerste deel stem ik volkomen in, vind er ook geen bestrijding in. Wanneer Kapt. Cox evenwel een pleidooi gaat houden voor het bewuste punt 18 dan scheiden onze wegen. Ik heb genoegzaam met getallen aangetoond, dat de maatstaf te ruim en geheel on- noodig is. Als men iets geeft „om de gedachte te bepalen" zou ik zeggen „doe het goed of doe het niet." Waar het huidige „Ausbil- dungsvorschrift für die Infanterie" (blz. 575 van het artikel van C) aangeeft bij goed geleid en waargenomen vuur van de artillerie beneden 3000 M. kan de Infanterie tot 200 M. van het doel voor waarts gaan, maakt de opmerking van Oen. Feeser bij mij weinig 681

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 65