gevecht denkt en bij oefeningen herhaaldelijk vertoond wordt, is
manoeuvre tactiek.
Voor het gestelde omtrent art. 152 A. T. V. kan ik volstaan met
te verwijzen naar mijn vorenstaand betoog. Kapt. Cox wijst er op
dat een oordeelkundige toepassing noodig is.
Juist, maar dan moet toch de grondslag juist zijn, waar die toe
passing op berust.
Hiermede kan ik volstaan, ik heb genoegzaam aangetoond, dat
die grondslag minder juist is, de zinsnede „dat die omstandigheid
(het gebruik der automatische wapenen) door mij niet voldoende
onderkend is" voor rekening van den schrijver latende.
Aan het slot zegt schrijver zich tot het vorenstaande te willen
bepalen. Moet ik daaruit de conclusie trekken, dat er zijnerzijds
nog meer in het midden te brengen is? Welnu ik acht de tactische
belichting van het vraagstuk van buitengewoon belang en ben ook
in dien zin ten allen tijde bereid mijn standpunt te verdedigen.
684