6. EEN1GE GREPEN UIT DE GESCHIEDENIS DER LEGER-
VERPLEGING.
door
A. VOIGT.
Kapitein der Infanterie.
(vervolg. Zie I.M.T. No 6).
De verpleging gedurende den 30 -jarigen oorlog.
(1618- 1648)
Gustaaf Adolf.
In 1630 deed de Zweedsche Koning Gustaaf Adolf met 12000
man voetvolk en 3000 ruiters een inval in Duitschland om voor
den Protestantschen Godsdienst een lans te breken.
Hoewel nog niet systematisch wordt te werk gegaan, zien we
bij dezen veldtocht voor het eerst sedert langen tijd voor een
geregelde verpleging zorg dragen.
Daar, waar de omstandigheden zulks toelieten, liet Gustaaf
Adolf magazijnen inrichten. De soldaat ontving behalve zijn soldij
2 pond brood en 1 pond vleesch per dag, terwijl per paard
dagelijks een bepaalde hoeveelheid haver, hooi en stroo werd
verstrekt. De overige levensbehoeften waren bij zoetelaars ver
krijgbaar. De prijzen, die deze mochten rekenen, waren door het
opperbevel in een prijslijst vastgelegd. Strenge straffen waren
gesteld op plundering en roofalles moest contant betaald worden.
Dit had tegenvolge, dat de kooplieden en
boeren voorraden niet verborgen, maar ze
kwamen aanbieden, zoodat het leger nooit
gebrek behoefde te 1 ij den. Ook indien tot inkwartiering
met voeding werd overgegaan, werd de bevolking daarvoor een
vergoeding toegekend. Inkwartiering op eigen gezag, dus zonder
aanwijzing van den betrokken kwartiermeester, werd eveneens
zwaar gestraft.
Gustaaf Adolf richtte een permanenten Generalen Staf op, die
tot taak had te zorgen voor de eenheid en orde, voor de regel
matige verpleging der troepen en alle onregelmatigheden moest
onderdrukken.
Het gevolg van deze maatregelen was, dat hij overal met open
armen als redder en weldoener werd ontvangen, terwijl de be
volking voor de eigen legers, die roofden en plunderden op de
vlucht ging.
670