het zelfs mogelijk zijn tot het oogenblik van binnendringen van de eigen troepen in de vijandelijke stelling. De vuuruitwerking is, zooals bekend, bij flankeerend vuur zeer groot; de vijand kan zich er moeilijk tegen dekken. De geheele vijandelijke opstelling kan onder vuur genomen worden. De munitieaanvulling kan, daar zoo'n opstelling wel meestal in bedekt terrein gekozen zal wor den, eenvoudig geregeld worden. Hoe verder eene dergelijke opstelling van den eigen vleugel verwijderd is, hoe gunstiger, want des te later zal die vleugel het eigen vuur onderscheppen. Doch aan den anderen kant wordt de afstand tot het doel grooter, dus het vuur onzuiverder. Onderschept ten slotte de eigen vleugel het vuur, dan zal voorwaarts gerukt moeten worden, als zulks in verband met het terrein mogelijk is. Deze opstelling is wel de gunstigste, doch zal helaas niet vaak kunnen worden ingenomen. Een mitrailleurpeloton, ingedeeld bij een bataljon op den vleugel zal dergelijke opstellingen het best kunnen innemen, mits de vijand de gunstige punten daarvoor niet heeft bezet, en dat zal hij wel steeds doen. Eerst wanneer die punten zijn veroverd, zal het peloton er van kunnen gebruik maken, doch men zorge steeds voor eene goede dekking door eene daarvoor aangewezen afdeeling. Voor pelotons, ingedeeld bij bataljons, die aan beide zijden zijn aangeleund, zal de gelegenheid zich minder voordoen. Soms zal in de eigen strook nog eene dergelijke opstelling gevonden kunnen worden, zij het slechts voor kort; soms zal men stelling moeten zoeken in de strook van het nevenbataljon. Daartegen is m. i. in het geheel geen bezwaar, mits de bataljonscommandant zich tijdig verstaat met den commandant van dat nevenbataljon. Deze moet daarin bewilligen, als hij tenminste het begeerde punt niet zelve behoeft voor de opstelling van zijne mitrailleurs. Nu komt het nadeel, dat de bataljonscommandant geen behoorlijke verbinding meer heeft met zijn mitrailleurpeloton, doch dit nadeel mag niet zoo zwaar wegen. Goede vuuruitwerking is nummer één en de pelotonscommandant mag geacht worden in staat te zijn, nu zelfstandig de doelen te kunnen kiezen en de vuren te commandeeren. Toch zal deze laatste er naar streven, zoo veel mogelijk verbinding te onderhouden met den bataljons commandant. Stelt men de mitrailleurs op in de eigen strook, dan gaat een goed deel van die strook voor de compagnieën verloren. Hoe grooter dat deel, des te gunstiger voor het mitraileurvuur, doch des te ongunstiger voor de ontwikkeling der stootkrachten latere, breedere ontwikkeling zal uitgesloten zijn wegens de wa penwerking van den vijand. Deze methode nadert die, waarbij de mitrailleurs met de voor ste linie mee gaan, en heeft dus dezelfde nadeelen. 723

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 25