open schootsveld zal hebben, bovendien op verlies aan zw. mitrs. moet worden gerekend, zullen zeker 3 a 4 secties hun hoofd opdracht moeten vinden in het leggen van een zoo ondoordring baar mogelijk afsluitingsvuur in samenwerking met de overige wapens. Deze mitrailleurs openen zoo laat mogelijk het vuur. (Vuren liefst niet boven 60u a 800 M. voor de frontlijn). Eerst wanneer men per bataljon over meer zw. mitrs. beschikt, of over lichte automatische wapens in handen van den bats. cmdt., die de taak kunnen overnemen, kan men denken aan vuren op grootere afstanden. Wanneer men bedenkt, dat men per bataljon moet rekenen op 3 a 4 zw. mitrs. voor luchtafweer, dan volgt uit het vorenstaande wel, „dat bij de verdediging het gros der zw. mitrs. der voorste bats. hun hoofdopdracht moeten vinden in vuren vlak voor de frontlijn,, liefst niet vuren op afstanden boven 600 a 800 M. daarvoor, en dat slechts een klein deel der zw. mitrs. van de voorste bats.{in dien na aftrek van de mitrailleurs voor luchtafweer althans nog; beschikbaar) kunnen worden bestemd voor vuren op grootere af standen." Het vuur op grootere afstanden moet derhalve als regel gegeven worden door de mitrailleurcompagnieën der reserve-bataljons. Opstelling der mitrs. van de bats. in le en 2e linie. Wij kunnen ons hierbij geheel beperken tot de opstelling der zw. mitrs. lichte automatische wapens in handen van den bat. comdt. zouden ter versterking van de vuren vöör de H. W. S„ o. i. onder de bevelen gesteld moeten worden van de comman danten der voorste compagnieën, die alsdan taak en opstellings plaats aangeven. Reeds eerder wezen wij op de waarde van flankee- rend vuur (zie blz 541). Theoretisch zou derhalve de meest gunstige opstellingsplaats kort vöör of in de voorste lijn zijn. Doch nu komt men in botsing met de eischen der veilligheid. Zw. mitrs. in voorste lijn geplaatst, zouden spoedig buiten gevecht worden gesteld, en wellicht geen kans krijgen om hun ondoor dringbaar afsluitingsvuur af te geven. Zij moeten dus meer naar achter werden opgesteld. Hoe verder men ze terugneemt, des. te minder waarde krijgt het enfileerend vuur. Conclusie Uit nevenstaande figuren volgt, dat flankeerend vuur dan pas. groote waarde krijgt, indien het op betrekkelijk kleine afstanden wordt afgegeven. Een theoretische opstelling op de vleugels van het vak, waarborgt nog geen groote uitkomsten. Bij smalle vakken, kan men door een opstelling op een van de vleugels, een groot deel van het vak bestrijken Bij breede vakken moet men anders, te werk gaan. 734

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 36