beveiligend-standhoudend. De sterkte hangt af van taak en terrein.
Rangschikken we de stellingvoorposten onder beveiligende troepen,
dan is de sterkte
volgens Ned. G. V. H. max. 1 /4, volgens het A.T. V. 3 van de
totaalsterkte.
In het algemeen wordt met een geringere sterkte volstaan*
vooral indien de taak waarschuwend is. De ligging is zoo
danig, dat in beginsel de H. W. S. tegen vijandelijk zw. mitr.
vuur kan worden beveiligd, dus minstens 1500 M. voor de
H. W. S. (Ned. G. V. H. pt. 99).
Het A. T. V. geeft alleen den afstand van voorposten tot lege
rende troepen aan n. 1. 1 a 2 KM., zie pt. 69.
Dat deze eisch niet kan worden gehandhaafd, indien algemeen
voor de zw. mitrs. een kaliber van 8 mM. met een werkzamen
dracht van 4 K.M. zal worden aangenomen, is vanzelf sprekend.
Men zou anders de stellingvoorposten te ver voor de H.W. S.
moeten vooruitschuiven zoodat elke steun vanuit de H. W. S. zou
ontbreken, en ze aan vernietiging bloot stellen zonder voldoende
rendement te hebben opgebracht. Zoowel het A. T. V. als de
Ned. G. V. H. geven aan, dat bij een opdracht om hardnekkig
stand te houden, de voorposten behoorlijk moeten worden ge
steund door zw. mitrs., artillerie uit de hoofdstelling, en enkele
stukken artillerie ter bescherming tegen vechtwagens, pantser
auto's en dergelijke.
Zw. mitrs. zullen als regel onder de bevelen van den commandant
van de voorposten moeten worden gesteld indien steun van deze
wapens gewenscht is. Zelfs bij drachten van 4 K. M. zooals moderne
zw. mitrs. bezitten, wil ons een steun van zw. mitrs. vanuit de
H W. S., vurend op afstanden van 2 K.M. en meer onvoldoende
toeschijnen. Het vuur der zw. mitrs. ingedeeld bij de voorposten,
zou zoo noodig versterkt kunnen worden door vuur van zw.
mitrs. uit de H.W. S. Sterke voorposten, ook al bezetten ze
breede fronten, zullen vaak organiek over zw. mitrs. beschikken.
Anders wordt het geval, indien men te zwak is om voldoend
sterke voorposten voor de H.W. S. vooruit te schuiven. Heeft
men dan nog een organisatie zooals het Ned.-Indische leger
bezit (n. 1. 1 mitr. comp. per R. I.) dan zal men in ieder speciaal
geval de toebedeeling van zw. mitrs. aan de voorposten moeten
regelen. Indien de stellingvoorposten een waarschuwende taak
hebben, kunnen zij zwak zijn en zal indeeling van zw. mitrs. bij
de stellingvoorposten meer uitzondering zijn. In open, zeer over
zichtelijk terrein, wil ons echter dan zelfs de indeeling van zw.
mitrs. bij de stellingvoorposten niet uitgesloten toeschijnen,
daar ze in zulke gevallen aan zwakke voorposten een vrij groot
737
Zie ook Ned. G. V. H. blz 92. „Noot" onder aan de Blz.