5. SCHIETEN OVER EIGEN TROEPEN DOOR DE
ARTILLERIE.
door
P. A. COX.
Kapitein van den Generalen Staf.
Als we met één uitspraak van den schrijver, die dit onderwerp
inleidde (I. M. T. Nos. 4 en 6) instemmen, is het wel met die
voorkomende in het slot van het laatste betoog, n. 1. dat de tac
tische belichting van het aangeroerde vraagstuk van buitengewoon
belang is.
In de hoop, dat het in ons vermogen ligt, het vraagstuk tac
tisch te „belichten", dus bij te dragen tot een duidelijk inzicht
in dit zoo netelige vraagstuk, zij het ons vergund nog enkele
opmerkingen terzake onder de aandacht van de lezers van ons
militair periodiek te brengenen zulks op gevaar af beschuldigd
te worden van een in herhaling treden.
We zouden dan allereerst nog eens willen teruggrijpen naar
den slotzin van het eerste artikel.
We lezen daar: „Resumeerende kom ik (de schrijver „H.Th.
van Goor") tot de volgende conclusie B ij een aanval op
een verdedigende stelling zal het bij goede
waarneming en een juist tactisch gebruik van
de artillerie mogelijk zijn de infanterie recht
streeks te steunen tot het moment van den
stormaanval, ook in vlak terrein.
Wij hebben deze uitspraak aangemerkt als de kern van het
betoog en meenden te moeten waarschuwen tegen het gevaar,
dat in een dergelijke uitspraak gelegen is, vooral, waar schrijver
ruimte meende te vinden om zijn conclusie te doen steunen op
ervaringen bij enkele schietoefeningen opgedaan, we omschreven
dat gevaar in dien zin, dat aldus voorgelicht, de infanterie in
het meerendeel der gevallen in de practijk zal moeten ervaren,
dat de schoone beloften niet worden nagekomen en als gevolg
daarvan het vertrouwen in de stem van de artillerie verloren zou
gaan, en voorgoed.
Al het geschrevene nog eens overdenkende, is er ruimte voor
de conclusie, dat de schrijver de hiervóór door ons gespatieerde
zinsnede zou willen stellen in de plaats van het punt 18(2) van
745