771
in 1689, dus ruim drie en een halve eeuw na Schwartz' uitvinding beveelt
keurvorst Frederik 111 van Brandenburg de bewapening van zijn Ieger-voetvolk
met vuurwapenen, spoedig daarin nagevolgd door anderen. Aan het slot van
het artikel vermeldt schr. den overgang van de starre linieën, log in hare be
wegingen, naar de tirailleurlinie der revolutielegers van Frankrijk, welke nieuwe
strijdwijze in Pruisen eerst werd aangenomen na de harde les van 1806. Het
artikel wordt vervolgd.
The Journal of the United Service Institution of India. No 255. April
1929. „A discussion on the tactical handling in normal warfare of an indian bat
talion under the new organization", fat. Voor dit opstel heeft schr. de nieuwe
organisatie van het Eng. Ind. bataljon genomen op 3 inf. Cieën., 1 initr. cie. van
12 mitrs. voor een Eng. bat., en van 8 mitrs. voor een Ind. bataljon.
Na een korte algemeene beschouwing gaat schr den invloed der nieuwe
organisatie na op het optreden, 1ste: van de voorhoede; 2de: bij den aanval;
'3de: van de voorposten; 4de: bij de verdediging en ten slotte bij de achter
hoede.
Mil. Wochenblatt. No. 39. April 1929. Französische Fiihrungs- und
Gefechtsgrundsatze", K. v. T. Schr. wijst er op dat in den na-oorlogstijd de
Fransche inzichten omtrent de geheele oorlogvoering beheerscht worden door
den 4 jaren geduurd hebbenden stellingoorlog, dat die inzichten thans ver
anderd zijn, zooals blijkt uit de militaire literatuur der laatste jaren en uit
gehouden oefeningen, maar dat de voorschriften nog altijd den geest ademen
„de infanterie kwam uit den oorlog met het zeer gevaarlijke beginsel„de
artillerie verovert, de infanterie bezet". Nu zegt men: „de leer van de almacht
van het vuur richt de infanterie te gronde". Besproken wordt de invloed van
deze veranderde inzichten op de tactiek der inf., art., cav., het gebruik van
gemotoriseerde verbanden en van de luchtstrijdkrachten en de verwachting
wordt uitgesproken dat de komende jaren zullen aantoonen" of deze nieuwe
„doctrine" door de voorschriften zal worden erkend.
Tactisch gebruik van zware mitrailleurs.
Mil. Wochenblatt. No. 39. April 1929. „Leistiingsgrenzeii schwerer
Maschinengewehre"Schr. komt op dit onderwerp terug n. a. v. opstellen in de
nummers 31 en 34 van dit tijdschrift en wil nogmaals waarschuwen tegen
overdrijving bij de beoordeeling der mogelijkheden die de zware mitrs. zoo
wel tactisch als vuurtechnisch bieden. Hij wijst in dit verband op punt 39 van
het D. schietvoorschrift voor den zw. mitr.„tegen lage, in het terrein genes
telde doelen, heeft de zw. mitr. tot op 1500 M. afstand nog goede uitwer
king". terwijl genoemd voorschrift in de punten 35 tot 38 aangeeft dat op
afstanden boven de 1500 M. slechts op „hooge en diepe doelen" en op „dichte
en ongedekt zich bewegende inf. groepen" goede uitwerking wordt verkregen.
Verder haalt schr. nog aan een uitspraak van den D. legerchef„In wezen
komt het vuur uit een gedekte opstelling wegens de groote bestrekenheid van
de baan, slechts tegen doelen op afstanden grooter dan 1500 M. in beschou
wing". Hij waarschuwt er bovendien nogmaals voor van de zw. mitrs. toch
vooral geen art. te maken.
Mil. Wochenblatt. No. 41. Mei 1929. Onder: „Aus der Werkstatt der
Truppe" troffen we aan een artikel: „Neuzeitliche Maschinengewehr-Taktik"
Na zijn meening over het verloop van het moderne vuurgevecht der inf.
gegeven te hebben, betoogt schr. de noodzakelijkheid bij elke cie. een sectie
zw. mitrs. organiek in te deelen. De cie. zw. mitrs. komt dan beschikbaar voor
zelfstandige opdrachten, waarbij zij in haar geheel kan worden ingezet. „In
het algemeen is het tegenwoordig de gewoonte dat bij het begin van een
gevechtshandeling de bataljons cdt. een gevechtsbevel geeft, ook voor de cie.
zw. mitrs. Deze handelwijze gaat uit van een foutieve vooronderstelling. Eerst,
uit het verloop van een gevecht niet reeds bij het begin kan de gevolgtrekking
worden gemaakt waar en hoe de cie. zw. mitrs. moet worden ingezet". In het
slot geeft schr. zijn ideeën over noodzakelijke verbeteringen, zoowel op
organitorischals op technisch gebied.