men en ondergaan der zon. Slechts wordt verteld, dat voor plaat
sen op den evenaar van 21 Maart tot 23 September de zon
's middags om 12 uur in het noorden staat en den overigen
tijd van het jaar in het zuiden. De Leiddraad Velddienst voor
Onderofficieren en Korporaals uitgave 1907 zegt ongeveer het
zelfde en bovendien, dat de zon in het oosten (westen) of nagenoeg
in het oosten opkomt (westen ondergaat). Ook wordt nog gezegd,
dat van half April tot begin September de zon om 9 uur v. m.
(3 uur nm.) ongeveer in het N. O. (N. W.) staat enz. Het Veld
dienstvoorschrift 1905 en het Handboek v d. Vestingartillerie
1908 en 1914 maken nog geen onderscheid tusschen plaatsen
ten Z. van, plaatsen nabij en plaatsen ten N. van den evenaar.
Deze voorschriften zijn echter iets nauwkeuriger wat betreft het
opkomen en ondergaan. Zoo wordt gezegd, dat de zon op 21
Maart en 23 September in het oosten opkomt, van Maart tot
September meer noordelijk en van September tot Maart meer
zuidelijk dan oost. Speciaal van 21 Juni wordt de opkomst aan
gegeven in het O. N. O. In de later verschenen voorschriften
wordt tenslotte onderscheid gemaakt tusschen plaatsen bij den
evenaar en plaatsen ten N. en ten Z. daarvan Het is klaarblij
kelijk de bedoeling e. e. a. nauwkeuriger te preciseeren, maar
inderdaad is, wat er nu staat, veel minder juist, dan wat het
Velddienstvoorschrift 1905 geeft, hetgeen uit het vervolg blijken kan.
Achtereenvolgens wil ik bespreken den stand der zon bij het
opkomen, ten tweede om 9 uur v. m. en tenslotte om 12 uur
's middags. Het zal duidelijk zijn, dat de stand om 3 uur n. m.
en bij het ondergaan niet afzonderlijk behandeld behoeven te
worden, omdat deze afgeleid kunnen worden van die om 9 uur
en bij het opkomen.
I. HET OPKOMEN:
In de bij den Topografischen Dienst gebruikte „Handleiding
voor het bepalen van de Correctie eener Boussole en den Tijd"
wordt beschreven hoe de elementen van den boldriehoek, waar
van hemelpool, zenit en zon de hoekpunten zijn (de parallactische
driehoek), van elkaar afhankelijk zijn. De zijden van dien driehoek
zijn a de poolsafstand voor de plaats van den waarnemer (90°—
geografische breedte) b de zenitsafstand van de zon (90°— zons
hoogte) terwijl de derde zijde gelijk is aan 90°—zonsdeclinatie.
Van de hoeken zijn er vooral twee van belang n. 1. de uurhoek
(afhankelijk van den zonnetijd) en de azimutale hoek (zonsazimut).
Met behulp van de formules der boldriehoeksmeting kan voor
elke plaats berekend worden, in welke hemelstreek (kompas
richting) de zon op een gegeven dag en uur staat. Op die wijze
kan gevonden worden, dat voor plaatsen op den evenaar de
zon om 6 uur v. m. staat in de kompasrichting, als in onder
staand staatje onder de betrokken datum aangegeven
761